Kroon op arcadisch landschap

Dichter bij een paradijselijke omgeving kun je in Fryslân niet komen. Het Rysterbosk met de slottún en het Mirnser Klif vormen een samenhangend geheel dat breekt met alle clichés. De keileemwand grenzend aan het water is de kroon op een arcadisch landschap bestaande uit glooiende gaasten, een barok sterrenbos met monumentale bomen en luisterrijke lanen.

Een scherp oog voor schoonheid kan Hiob de Wildt niet worden ontzegd. De Gouden Eeuw was op haar hoogtepunt en Amsterdam gold als centrum van rijkdom. Het geld klotste er tegen de plinten. De notabelen zochten verpozing buiten de grachtengordel. De meesten lieten hun oog vallen op Gooi en Vecht, maar De Wildt zag potentie in de glooiende heidevelden van Gaasterland. Een on-Fries landschap, woest en wild. En niet vlak, maar heuvelachtig en met een toen nog spectaculaire kliffenkust langs de Zuiderzee. In 1676 kocht de secretaris van de Admiraliteit zijn ticket naar een Hof van Eden, een lustoord voor wie het wilde zien.

De Amsterdammer kreeg waar voor zijn geld: Een boerderij, landerijen, huizen en schuren in Rijs. Alleen maar zalig nietsdoen, dat was niets voor de nieuwe rijken. De heuvelachtige heidevelden ontgon De Wildt tot bouw- en weiland en hij legde tabaksplantages aan. De teelt bleek gevoelig voor ziekten en sloeg niet aan. Daarop lieten De Wildt en diens erfgenamen eikenhakhout bossen aanleggen in barokke stijl met brede evenwijdige lanen en smallere diagonale lanen die vierkante en rechthoekige vlakken vormden. Dit soort sterrenbossen met een symmetrische opbouw raakten in de zeventiende- en achttiende eeuw in zwang. Dat had ook weer een praktisch oogpunt. De vakken leenden zich voor een efficiënte houtkap en bosbouw. Daarnaast diende het groen ook als decor voor jachtpartijen. De jagers kregen het wild beter in het vizier als zij de lanen overstaken. En er was minder kans anderen te raken.

Aan de doorgaande weg tussen Oudemirdum, Rijs en Mirns bouwde De Wildt een versterkt huis met kapel, dat uitgroeide tot het statige Huize Rijs. In de volksmond aangeduid als Het Slot. Na drie generaties De Wildt kwamen grond en landhuis door vererving uiteindelijk in 1834 in handen van de familie Van Swinderen. Zij waren grootgrondbezitters die een slordige 66 procent van Gaasterland bezaten. Twee opeenvolgende burgemeesters van Gaasterland resideerden op Het Slot. Na de dood van Jan Hendrik van Swinderen in 1902, bleven zijn dochters in Huize Rijs wonen. In 1937 bleek de last van het onderhoud te zwaar en is het landhuis bestaande uit vier haaks op elkaar staande vleugels gesloopt.

Het bos was al eerder cadeau gedaan aan zus Albertina Constantia van der Feltz van Swinderen. Haar familie verkocht het Rysterbosk in 1941 aan It Fryske Gea, die met de aankoop het voortbestaan van het geliefde bos aan de IJsselmeerkust zeker stelde. In 2005 is de oude slottuin in ere hersteld met boomgaard, bloemenborders, wandelpaden en een toegangshek van kunstenaar Ids Willemsma. De contouren van Huize Rijs, dat ingesloten lag tussen grachten, zijn op het terrein zichtbaar gemaakt. De Slottún is daarmee de ideale entree voor een wandeling door het bos naar het Mirnser Klif, want dat aardkundig monument is letterlijk het hoogtepunt van dit van cultuurhistorie doordrenkte landschap. Het was de feeërieke ligging aan de Zuiderzee die voor De Wildt de doorslag gaf, met Amsterdam op een acceptabele vaarafstand en toch nog exotisch, onbekend gebied voor de toenmalige jetset.

Een cadeautje uit de ijstijd

Het Mirnser Klif is een keileembult. Net als het Roode Klif en Oudemirdumerklif is de hoogte opgeworpen door het landijs dat zo’n 200.000 jaar geleden oprukte vanuit Scandinavië. Het honderden meters dikke ijs verpulverde tijdens de tocht grote en kleine granieten stenen. Eenmaal vermengd met klei en zand bleef een taaie, slecht water doorlatende massa achter. Dit keileem duikt aan de kust van Gaasterland op. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, bleef de ijsmassa steken in Noord-Duitsland, maar er heerste wel een toendraklimaat. Het woei hard en het zand uit de drooggevallen Noordzee bedekte grote delen van Nederland. In Gaasterland bleef de deken van dekzand in de luwte van de keileemkliffen liggen. Deze zandige hoogten, heten ook wel gaasten, waaraan Gaasterland haar naam ontleent. In de middeleeuwen steeg het waterpeil opnieuw en vormde zich de Zuiderzee. Tijdens stormen kalfde de keileemkust af, met kliffen tot gevolg. Om ze tegen hoogwater te beschermen zijn palenschermen geplaatst als zeewering. Nu er met de vorming van het IJsselmeer geen getijden meer zijn, is de dramatische kliffenkust minder herkenbaar en loopt de grond vanaf de klif glooiend af naar het strand. De ‘groene’ kliffenkust is begroeid geraakt met bijzondere orchideeën, varens en de alleen hier voorkomende waardzegge.

Ontluikende badcultuur op spectaculaire plek

Lange tijd was het water in Nederland vooral iets om te vrezen of een bron van inkomsten door scheepvaart en visvangst. In de negentiende eeuw begonnen kust, strand en golfslag nog een ander sentiment los te woelen. Het is moeilijk voorstelbaar dat wat binnen een eeuw uitgroeide tot recreatieve trekpleister, zo’n schoorvoetend begin kende. De badcultuur was langs de Hollandse kust al iets meer gemeengoed, maar in Fryslân duurde het tot de belle époque – de mooie tijd tussen 1890 en 1914 -, voordat de eerste durfals verkoeling zochten in zee. Omdat het water zo ondiep was leende het zich heel goed voor pootje baden. Het strandje bij het Murnser Klif leende zich bij uitstek voor zwemmen, luieren en zonnen op de schuin oplopende oever. Tegen een kleine vergoeding verschaften de recreanten zich toegang tot het strand. Het entreegeld van een  handvol centen konden ze betalen bij de kleine kiosk aan het Séleantsje. De laan die uitgehakt lijkt in het kreupelhout komt direct bij paviljoen ’t Mar uit. Het is nog altijd een spectaculaire plek, waar ook de freules graag verkoeling zochten. Zij maakten gebruik van het verderop gelegen en in 1930 aangelegde Freuleleantsje. Die was alleen voor de adel en hun gasten bestemd. Het spreekt vanzelf dat zij niet hoefden te betalen. Zij waren immers heer en meester over de gaasten en kliffen geweest. Tegenwoordig is het Mirnser Klif uitgegroeid tot een van de mooiste badplaatsen aan het IJsselmeer, vanwege de ondiepe zee ook geliefd bij kitesurfers. Het is hun geheimtip.

Kitesurfers bij het Mirnser Klif

Facelift voor paviljoen en badstrand

De afgelopen eeuw heeft de beroemde kiosk op het Mirnser Klif talloze transformaties doorgemaakt. De bescheiden ronde, houten kiosk voor toegangskaartjes en versnaperingen, maakte plaats voor een eenvoudig paviljoen met een kleine kaart. Het Mirnser Klif was een geliefd aansteekpunt. Vorig jaar onderging het paviljoen een drastische facelift. De sobere, vooral functionele aankleding en inrichting maakte plaats voor de hippe, gezellige strandtent ‘t Mar. Vanaf het terras en door de grote ramen komt het panoramisch uitzicht over de aflopende klif, het strand en het water nog beter tot zijn recht. Zelfs een sup huren of een yogales volgen is mogelijk. Voor It Fryske Gea aanleiding om ook de omgeving flink onder handen te nemen. Het Séleantsje is gesnoeid, de trap maakte plaats voor een flauw aflopende helling met leuning van cortenstaal, de hagen zijn vernieuwd en er kwamen nieuwe bankjes. Daarmee is de hele omgeving van ’t Mar grondig opgepoetst.   

Paviljoen ‘t Mar

Bospraat

Het Rysterbosk is een eeuwenoud bos in een functioneel jasje. In de zichtas van de Middenlaan, die het bos in twee helften opdeelde, lag de slottuin met Huize Rijs. Parallel daaraan loopt de Enkhuizerlaan, die toen het bos nog niet volgroeid was bij helder weer vrij uitzicht bood op de kerktoren van Enkhuizen. Schertsend is dit wel de langste zichtlijn van Fryslân genoemd. De Mirnserlaan  is vanaf Rijs de hoofdentree naar het bos en ’t klif. Wandelaars kochten bij Anne Folmer in de jaren dertig een toegangskaartje voor 10 cent. Het is de belangrijkste laan met aan weerszijden een dubbele rij beuken. Het voorste stuk bij het dorp draagt nog het meest herkenbaar het barokke stempel, richting de kust ligt het Ype-sparrenbos dat volgens de Engelse landschapsstijl is aangelegd met slingerende paden.

Het eikenhakhout dat regelmatig moest worden gekapt vond plaats op rabatten, met de schop opgeworpen ruggen met daartussen greppels voor de afwatering. De ruwe bast werd door de ‘eekschillers’ losgeklopt en gebruikt voor het looien van huiden. Zwaar werk waar veel arbeiders voor nodig waren. Al op jonge leeftijd gingen streekbewoners aan de slag in het bos.  

In het bos zijn nog altijd twee stervormige patronen herkenbaar. Daarnaast, en dat is ook kenmerkend voor de barokke aanleg, liggen langs de Middenlaan twee rondelen, een rondgang met verhoogde randen op het snijpunt van meerdere lanen. Midden in het bos komen acht diagonale lanen uit op het rondeel die voorzien is van lelietjes der dalen. In het bos staan langs de lanen en verspreid in het sterrenbos majestueuze beuken met een leeftijd van enkele honderden jaren en die door de familie De Wildt zijn geplant. De grote, breed uitgegroeide kroon wijst erop dat ze destijds vrijstaand zijn opgegroeid. Deze monumentale grote beuken heten in jargon ‘overstaanders’. It Fryske Gea geeft de grijsaards vandaag de dag weer de ruimte die ze verdienen. Licht en lucht komt hun grandeur ten goede.

Steenkist

Hiob de Wildt was niet de enige wiens oog viel op de glooiingen van Gaasterland. Ruim drieduizend jaar geleden bewerkten boeren er akkers en hielden ze vee. De mensen van de Trechterbekercultuur leefden in kleine nederzettingen op de hogere zandgronden. Zij kozen min of meer vaste woonplaatsen en begroeven hun doden. In het bos stuitte arbeider Herman Wessels Kouwenhoven in 1849 tijdens graafwerkzaamheden op zwerfkeien, vuurstenen en aardewerkscherven. De opgegraven keien, die later de deksteen en zijwanden van een steenkist bleken te zijn, zijn gebruikt als verhardingsmateriaal van de paden. Een eerste archeologisch onderzoek wees in de richting van een hunebed, de enige in zijn soort in Fryslân. In 1996 bracht een nieuwe studie aan het licht dat de opmerkelijke vondst een steenkist betrof, die in Nederland nog zeldzamer zijn. Een jaar later is een maquette geplaatst bij de later geplaatste stenen, die de plek waar de steenkist zich bevond, markeren.    

Spoekersberch

De Middenlaan kruist een zandkop die het middelpunt is van acht lanen. De hoogte bestaat uit wit glaciaal stuifzand en kreeg in de volksmond de naam Spoekersberch. In de berg zou, volgens de legende, een ‘wyt wiif’ wonen. Ze kwam in het donker tevoorschijn als er mensen rondliepen die kwaad in het zin hadden zoals stropers of struikrovers. Het ‘wiif’ joeg hen de stuipen op het lijf zodat ze het wel uit hun hoofd lieten om ongein uit te halen. De zandpaden lichten op de open plek helder op in het donkere bos als zon- of maanlicht er op vallen.

Snippenflouw

Aan de zuidoostkant van het bos ligt een open veldje. Hier hangt een vangnet van 10 meter hoog en 28 meter lang. Rond 1920 telde het bos wel twintig van deze vangnetten om houtsnippen te vangen, de vogel gold als een lekkernij. In 1923 is de jacht verboden op de unieke steltloper die in het bos leeft. Er is nu nog één snippenflouw – op YouTube staat een filmpje – die It Gea gebruikt voor het vangen van snippen om ze te ringen en voor onderzoek. Daarna belanden ze vanzelfsprekend niet meer op het bord, maar laten de vangers ze weer los. Het vangsysteem is kortgeleden opgeknapt en kan voorlopig weer jaren mee.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies