Koarnwert en de Eenhoorn, kleipolders met zilte inslag
Tussen Koarnwert en Wûns vormt de Koarnwerterfeart de scheiding tussen Polder Koarnwert in het noorden en Polder de Eenhoorn in het zuiden. Beide gebieden liggen relatief laag ten opzichte van de omgeving en dichtbij het IJsselmeer en de Waddenzee. De natte, brakke en kalkrijke bodem in beide polders biedt geschikte omstandigheden voor weidevogels, zilte flora en dagvlinders van kruidenrijke graslanden.
Geschiedenis en ligging
Polder Koarnwert en de Eenhoorn (61,6 ha) liggen ten oosten van Koarnwert, tussen Hayum in het noorden, Wûns in het oosten en Sotterum en Engwier in het zuiden. Vanaf 1985 heeft It Fryske Gea Polder Koarnwert verworven. Polder de Eenhoorn is in 1988 toebedeeld aan It Fryske Gea in het kader van de Ruilverkaveling Wonseradeel Zuid.
In Polder Koarwert zijn percelen afgegraven. We noemen dit ook wel ‘afgeticheld’. Het woord tichel betekent letterlijk tegel of baksteen. Het tichelen gebeurde al voor 1572 en vanaf 1689 voor de aardewerkfabriek Koninklijke Tichelaar Makkum. Door het tichelen liggen percelen of delen daarvan lager. Dit is duidelijk te zien op de hoogtekaart aan de grillige hoogteverschillen tussen de percelen. De hoogteverschillen zorgen voor variatie in vocht, mate van zilte kwel en mate van rijping van de kleigrond.
Ongeveer 17 hectare van Polder de Eenhoorn bestaat uit het voormalige Sillaarder Mar. Dit is het laagste deel van beide. De invloed van zilte kwel is hier groot waardoor typische, zeldzame zoutminnende (‘halofiele’) flora voorkomen. De bodem is weinig gerijpt en heeft dus een slappe en natte ondergrond. Deze zogenaamde nesvaaggrond is ook zeer gunstig voor steltlopers om met hun lange snavel te zoeken naar wormen en andere bodemdieren.
Beheer en toegankelijkheid
Er wordt één of twee keer gemaaid vanaf juli of eerder als er geen broedvogels aanwezig zijn. Dit gebeurt door pachters (boeren uit de omgeving) in samenspraak met de weidevogelcoördinator van It Fryske Gea. In februari mogen zij de percelen licht bemesten met strorijke stalmest. In de botanisch waardevolle, zilte vegetaties is bemesting helemaal niet toegestaan. Percelen met dergelijke vegetaties bevatten vaak specialistische planten die zijn aangepast aan voedselarmere omstandigheden. Naast maaien vindt extensieve beweiding plaats zodat een kortere, structuurrijke vegetatie ontstaat.
Niet toegankelijk
Beide polders zijn niet vrij toegankelijk. Het open en weidse landschap heeft namelijk een belangrijke functie voor weidevogels als broed- en rustgebied. Polder Koarnwert is van een afstand te overzien vanaf de Miedlaan, een doodlopende weg vanuit Koarnwert. Beide gebieden zijn wel goed te beleven vanaf een boot of kano in de Koarnwerterfeart. Tevens is de Cornwerdermolen prachtig vanaf het water te bewonderen.
Weidevogels tellingen
In 2020 en 2021 zijn de broedvogels van Polder Koarnwert en de Eenhoorn geteld door vrijwilliger Johan Bouma en Jelle Postma van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Daarvoor zijn met grotere tussenpozen broedvogeltellingen gedaan in 2018, 2010 en 2008 door Klaas Jager en in 2015 door medewerker Harry Wijbrands. Ook Fûgelwacht Makkum doet jaarlijks broedpaartellingen voor het agrarisch collectief Súdwestkust.
De verschillende teljaren laten wel verschillen zien, die deels te verklaren zijn door de verschillende tellers. Ten opzichte van 2008, 2010 en 2015 waren in 2018 de aantallen territoria van weidevogels als krakeend, slobeend (Rode Lijst: kwetsbaar), kievit, grutto (gevoelig), tureluur (gevoelig), veldleeuwerik (gevoelig), graspieper (gevoelig) en gele kwikstaart (gevoelig) hoger. Deze aantallen waren voor alle soorten lager in zowel 2020 als in 2021. In het droge jaar 2018 zijn vanuit de omgeving mogelijk meer vogels naar het nattere gebied getrokken wat deels de hogere aantallen zou kunnen verklaren.
Gele kwikstaart Veldleeuwerik
Los van de verschillen waren twaalf weidevogelsoorten in alle zes jaren constant aanwezig als broedvogel. Grutto, kievit, tureluur en veldleeuwerik zijn gemiddeld het talrijks aanwezig. Ten opzichte van de jaren 2008, 2010 en 2015 zijn fuut, knobbelzwaan, nijlgans en kwartel verdwenen. Daarentegen waren kluut en bontbekplevier (kwetsbaar) in de laatste drie teljaren constant aanwezig. Kluut laat zelfs een toename zien.
Plasdraspercelen doen hun werk
De aanwezigheid van kluut en bontbekplevier is een gevolgd van de plasdraspercelen. Pompen op zonne- of windenergie brengen periodiek water vanuit de omringende sloten op deze lager gelegen percelen. Hierdoor ontstaat een plas van tien tot twintig centimeter diep op het land. De plasdrassen zijn een veilige plek voor vogels om te rusten, te poetsen en voedsel te zoeken.
Kluut
De kluut zeeft met zijn opgewipte snavel dierlijk voedsel, zoals insectenlarven en kreeftachtigen, uit het ondiepe water van de plasdrassen. De plasdrassen zorgen tevens voor een geschikt broedbiotoop voor de kluut. Vooral eilandjes op de hogere delen van de plasdrassen zijn aantrekkelijk, omdat de kans op predatie op deze plekken kleiner is. De kluut broedt bij voorkeur in kolonies, want gezamenlijk zijn ze waakzamer en kunnen ze predatoren beter afweren. Dus als een gebied geschikt is bevonden om te broeden dan heeft dit een aantrekkingskracht op meerdere klutenpaartjes.
In 2021 zijn vijftien territoria vastgesteld. De kluut lijkt toe te nemen in het gebied. In 2018 zijn acht territoria vastgesteld en in 2020 twaalf territoria. In 2016 heeft Fûgelwacht Makkum de eerste twee broedparen vastgesteld. Dit was waarschijnlijk het gevolg van het creëren van de eerste plasdras in Polder Koarnwert.
Bontbekplevier
Ook de bontbekplevier broedt graag op natte, slikkige plekken, vooral in de buurt van de kust. Het broedbiotoop moet bestaan uit korte vegetaties en kale grond. Bontbekplevieren zoeken vooral langs de waterrand naar voedsel. In tegenstelling tot de kluut doen ze dit niet op de tast maar op het oog. Kenmerkend is het foerageergedrag van stilstaan, rennen en pikken. In 2021 is, net als in de voorgaande twee teljaren, één territorium vastgesteld. In 2015 werd de aanwezigheid van de bontbekplevier al opgemerkt tijdens de tellingen. Helaas leverde dit nog geen geldig territorium op.
Flora en kruidenrijkdom
Medewerker Henk J. Jager heeft in 2020 de flora en de kruidenrijkdom van het gebied in kaart gebracht. Het gebied staat bekend om de zoutminnende oftewel halofiele planten. Deze planten staan vooral langs de kust in kwelders. Binnendijks zijn deze planten zeer zeldzaam.
De meeste ‘zoutplanten’ komen voor in een perceel in de voormalige Sillaardermar. Op dit perceel komen tien zoutplanten voor. Zeeweegbree (kwetsbaar) en Engels gras (kwetsbaar) zijn zelfs beperkt tot dit perceel. De zeldzaamste soort is de lastig te herkennen knolvossenstaart (bedreigd). Deze is op vier percelen gezien. Knolvossenstaart lijkt sterk op de zeer algemene geknikte vossenstaart. Beide vossenstaarten groeien vaak bij elkaar. Kenmerkend aan knolvossenstaart is de knolvormige verdikte stengelvoet. Hiervoor moet je dus een plant uitgraven. Andere soorten op het betreffende perceel zijn gerande en zilte schijnspurrie, schorrezoutgras, melkkruid, stomp kweldergras, zilte rus en zeeaster. In de sloten langs het betreffende perceel groeit de onderwaterplant gesteelde zannichellia.
Grote ratelaar Engels gras
Op of bij dammen, waar de bodem verdicht is, groeit het bekende muizenstaartje talrijk. In laagtes in percelen en langs greppels en sloten groeit moeraszoutgras, het kleine en minder zoutminnende broertje van schorrezoutgras. Twee soorten die geprofiteerd hebben van de plasdrassen zijn goudknopje, een exoot uit Zuid-Afrika, en grote ratelaar. Grote ratelaar is een halfparasiet. Dit betekent dat de plant de voedingstoffen onttrekt uit andere planten, bij grote ratelaar zijn dat grassen, maar wel aan fotosynthese doet. Beide soorten waren nog niet eerder opgegeven voor het gebied.
De percelen zijn op basis van de kruidenrijdom ingedeeld in verschillende graslandtypen. Het meest voorkomende graslandtype is de zogenaamde gras-kruidenmix. Dit type is vrij kruidenrijk en heeft een bloeipiek in mei. Deze graslanden zijn te herkennen aan de gele kleuren van scherpe boterbloem en paardenbloemen, de rode kleuren van rode klaver en veldzuring en de witte kleuren van madeliefje en gewone hoornbloem. Andere voorkomende graslandtypen zijn zilverschoonweide, overstromingsgrassenmix, gewone grassenmix, brakke grassenmix en kamgrasweide.
Dagvlinders
Vrijwilliger en oud-medewerker Tjerk Kunst heeft de dagvlinders van Polder de Eenhoorn geïnventariseerd. Verspreid in het gebied zijn hooibeestjes waargenomen. Maar met maximaal zeventien waarnemingen in één bezoek was de dichtheid laag. Helaas zijn andere graslandvlinders, zoals de argusvlinder, het icarusblauwtje en de kleine vuurvlinder, niet vastgesteld. Het natte jaar 2021 was waarschijnlijk niet representatief voor de insectenrijkdom van het gebied. In 2020 zag Henk Jager in totaal 32 vliegende hooibeestje tijdens de planteninventarisaties. Wellicht is het gebied ook geschikt voor specialistische bijen als grashommel en moshommel. Dit moet nog nader onderzocht worden.