Cultuurhistorisch hakhoutbeheer in Kaetsjemuoisbosk

Alleen de Friese naam is al mooi, het Kaetsjemuoisbosk. En het wordt nog mooier als we vertellen dat het in Grikelân en Turkije ligt (nee, dat is geen grapje). Dit natuurgebied van totaal 16,5 hectare vind je in Fryslân bij Mûnein en het was oorspronkelijk bedoeld voor hakhout. Tegenwoordig heeft het oogsten van het hout niet meer de hoogste prioriteit. It Fryske Gea probeert juist meer variatie in natuur te krijgen. Hiervoor behouden we een gedeeltelijk hakhoutbeheer. Met als resultaat? Een dichte laag aan struiken vol zangvogels en boomstronken met prachtige nieuwe takjes en blaadjes.

Van vroeger uit meer dan alleen eikenhout

Als je te voet of te paard het Kaetsjemuoisbosk verkend zie je direct dat het een geriefhoutbos is, ook wel eikenhakboutbos genoemd. Vroeger dienden deze bosjes om hout te leveren voor de verkoop of voor het dagelijkse gebruik rond en in de boerderij. Zo werd er hout geleverd voor palen, gereedschapsstelen (denk aan een bezemsteel) en stookhout. Niet alleen de boeren stookten erop, het was ook brandstof voor de bakkers hun oven. Eikenhakhout leverde bovendien run (gemalen eikenschors), een grondstof voor leerlooierijen.

Cultuurhistorisch hakhoutbeheer goed voor natuur

Hakhout komt in heel Nederland voor en is al bekend uit de Middeleeuwen. Naar schatting was rond 1870 zelfs meer dan driekwart van het Nederlandse bos hakhoutcultuur. Afhankelijk van de behoefte werden de eiken om de tien tot twintig jaar kort gewiekt. Die boomstronken begonnen dan weer te groeien om na verloop van tijd opnieuw te worden gekapt. Het was een arbeidsintensieve klus, maar het zorgde voor een hoge biodiversiteit. Dat komt voornamelijk doordat er elk jaar maar een paar percelen zo werden beheerd. Hierdoor ontstond een mozaïek van allerlei stadia aan hakhout. Licht en donker én open en gesloten wisselden elkaar af. Ideaal voor veel planten en diersoorten! Planten, schimmels, paddenstoelen, geleedpotigen, zoogdieren en vogels leveren allemaal hun bijdrage aan het bos-ecosysteem. Dit én vanuit cultuurhistorisch oogpunt is waarom wij in het Kaetsjemuoisbosk aan hakhoutbeheer doen.

Gefaseerd (kap)werken

Van oudsher werd het bos deel voor deel gekapt. Om dit zo goed mogelijk na te bootsen is het Kaetsjemuoisbosk in vijftien vakken verdeeld, waarvan elk jaar één wordt gebruikt voor hakhout. Door deze aanpak wordt het niet een opgaand eentonig bos en is er constant variatie in het groeiproces. Na vijftien jaar is de hele cyclus rond en begint deze opnieuw. Net zoals vroeger.

Nieuwe natuur leeft volop

Het eindbeeld is een hakhoutbos met afwisselende hoogten in de uitgroeiende eikenstobben. Dit zorgt voor meer biodiversiteit. Hierbij komt wel een uitdaging kijken, namelijk het zorgen voor genoeg licht op de bosbodem. Alleen bij genoeg licht willen er kruidachtige planten groeien met mooie namen, zoals look-zonder-look of dagkoekoeksbloem. Maar ook lage struiken, zoals bramen en hulst. Op deze wijze ontwikkelt zich een bos met drie etages: een kruidlaag, struiken (noemen we ook wel struweel) en bomen.

Wat dat hakhoutbeheer nou concreet oplevert aan nieuwe natuur?

Daarvoor zijn de bramen een mooi voorbeeld. Deze plant biedt namelijk broedgelegenheid aan bijvoorbeeld de braamsluiper. En als de bramen bloeien voeden de bijen en vlinders zich ermee. Bij mooi weer zie je vaak de algemenere vlindersoorten als dagpauwoog, atalanta, kleine vos, landkaartje en bruin zandoogje.

Ook kan het zijn dat door de bramen te weinig eiken opkomen. In dat geval planten we jonge eiken bij, want zodra de bomen voor minder licht zorgen neemt het aantal bramen weer af. In het Kaetsjemuoisbosk kom je, van de honderdvijftig voorkomende bramensoorten in Nederland, tien soorten tegen.

Verder groeien er ook boomsoorten, zoals beuken, lijsterbes, berk, hulst en esdoorn. En dat is nog niet alles. Spechten halen hun voedsel vooral uit het ‘dode’ hout. In het Kaetsjemuoisbosk is dit meestal de grote bonte specht. In oude nestholtes kunnen weer diverse mezen, maar ook de gekraagde roodstaart en bonte vliegenvanger broeden. Verder zie en hoor je er de vink, het winterkoninkje, fitis, tjiftjaf, tuinfluiter, maar ook boomkruipers en ransuilen. Bovendien is het een aantrekkelijke plek voor zoogdieren, zoals muizen en vleermuizen. Het kan maar zo dat een rosse vleermuis zijn slaapplaats vindt in een oude spechtenholte.

Eropuit-tip

De Friese natuur is prachtig, daarvoor hoef je de grens niet over. Zelfs niet als je naar Grikelân en Turkije wilt. Een mooie eropuit-tip voor een natuurlijk vakantiegevoel.

PS. Benieuwd wat het verhaal achter de namen Grikelân en Turkije is? Dat lees je hier!

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies