Unieke ontwikkeling van struweel naar bos door ‘klapstoelbeheer’ in Tjongerwâlen
Natuur met een bijzonder ontstaan, dat zijn de Tjongerwâlen. Dit gebeurde niet zomaar. Het is een gevolg van de kanalisatie van de Tjonger. De gravers van het kanaal lieten namelijk veen, zand en keileem achter, waardoor hoge wallen ontstonden. Dit is op zich niet zo bijzonder. Dat er in de loop der jaren spontaan bos is gegroeid, wel! De wallen bleven onbeheerd. Alleen zo nu en dan vond illegale houtkap plaats. En toen in 1935, 1955 en 1959 It Fryske Gea de Tjongerwâlen in bezit kreeg werd dit ‘klapstoelbeheer’ voortgezet. Dit zorgt voor een unieke ontwikkeling van bos en struweel.
Op afstand genieten is beter voor de natuur
Vanaf het fietspad langs de Tjonger zie je de hooggelegen bosjes van de Tjongerwâlen al liggen. Het uitzicht bevindt zich langs de noordkant van het kanaal, aan weerszijden van de Balkweg, tussen Makkinga en Donkerbroek. Bestaand uit tien kleine, beboste wallen, die gezamenlijk een oppervlakte hebben van bijna drie hectare. Een gebied dat erg in trek is bij broedvogels en zeldzame planten. Vanwege deze kwetsbare natuurwaarden kan je hiervan dan ook alleen op afstand genieten. Het gebied is niet toegankelijk voor publiek. In dit artikel geven we je graag een exclusief inkijkje.
Inventariseren en hiervan leren
Hoewel de wallen dus kunstmatig zijn ontstaan, ontwikkelde zich spontaan een natuurlijke vegetatie met bijzondere flora. De zeldzame, bedreigde en andere bijzondere plantensoorten houden we goed in de gaten. Alleen zo kunnen we het beheer van deze zogenaamde aandachtssoorten goed evalueren. Zelfs met een ‘klapstoelbeheer’ is het belangrijk om te blijven weten wat er gebeurt. In 1999, 2014 en 2020 zijn de planten daarom geïnventariseerd. Dit jaar met dank aan vrijwilliger en florist Frank van Gessele. Benieuwd naar de vergelijkingen die we hierdoor kunnen maken?
Planten van struwelen verdwijnen en die van bossen verschijnen
Waar in It Fryske Gea handboek van 1993 nog wordt gerept over regionaal zeldzame bosplanten, als het bleeksporig bosviooltje en de grote keverorchis, zijn deze soorten in 1999 helaas al verdwenen. Ook blijkt uit een vergelijking van 1999 en 2014 dat algemene soorten, zoals rankende helmbloem en wilde kamperfoelie sterk zijn afgenomen. Gelukkig zijn doornstruwelen als hondsroos, heggenroos, knieviltbraam en eenstijlige meidoorn nog aanwezig. Wel is de vrij zeldzame wegedoorn verdwenen. Dit is een middelhoge doornstruik die groeit in loofbossen en struwelen. Houdt van vochtige, kalkhoudende leemgrond én zon of lichte schaduw. Bij alle vergelijkingen speelt verbossing en toenemende beschaduwing een grote rol. De planten van struwelen krijgen te weinig licht, waardoor de groei afneemt of zelfs stopt.
De wegedoorn herkennen
Wegedoorn lijkt op het nauw verwante en algemene sporkehout. Zie je een sporkehoutstruik (zie foto hierboven) met doorns? Grote kans dat deze struik een wegedoorn is. De bloemen staan met velen bij elkaar in trossen en zijn rijk aan nectar. Bijen en zweefvliegen komen dan ook graag op bezoek en zorgen voor bestuiving. Na de bevruchting ontstaan er groene bessen die later verkleuren naar zwart. Pas op, je kan de bessen niet eten! Ze zijn onsmakelijk en zelfs giftig. Vogels hebben hiervan gelukkig geen last en lusten ze wel. Ze zorgen hierdoor ook direct voor de verspreiding van zaden. Ze kunnen de zaden namelijk niet verteren en poepen deze ergens anders weer uit. Vogels vliegen honderden kilometers, waardoor de zaden soms grote afstanden meeliften.
Terug naar de vergelijkingen. Uit de inventarisaties van 2020 en 2014 blijkt namelijk ook dat de framboos en bosandoorn verdwenen zijn als gevolg van bosontwikkeling. De rossige wilg daarentegen is een nieuwe vondst! Met zijn kenmerkende roestbruin behaarde hoofdnerven in de bladen is dit familie van de grauwe wilg. Deze ondersoort wordt vaak alleen gespot door ervaren floristen, met een scherp oog voor detail. De Tjongerwâlen is in ieder geval bijzonder wilgenrijk. Soorten als de schietwilg, geoorde wilg, boswilg, amandelwilg, katwilg en bastaardkraagwilg doen het hier goed en komen al jaren voor!
“ De ouderdom van het bos levert natuurlijk prachtige – door de tijd getekende – bomen op, maar de conditie is hierdoor niet altijd meer top. ” – Frank van Gessele
Andere bijzondere vondsten in 2020 zijn lelietje-van dalen, basterdmeidoorn, de kruising tussen eenstijlige en tweestijlige meidoorn, gewone salomonszegel en de bosanemoon!
De parel van het bos
De aanwezigheid van de bosanemoon in de Tjongerwâlen was tot dit jaar nog onduidelijk. Tijdens een kilometerhokinventarisatie van 2012 is de plant wel al gezien, maar we wisten niet zeker of deze vondst echt binnen de begrenzing van de Tjongerwâlen lag. In 2020 bleek dit het geval. Er is één rijke groeiplek gevonden met honderden plantjes. Mocht je je trouwens afvragen wat een kilometerhokinventarisatie is? Dit is het noteren van de voorkomende soorten binnen een vastgesteld stuk natuur ter grote van een kilometer bij een kilometer.
Bosanemoon is trouwens een typische soort van oud bos. De bosjes van de Tjongerwâlen ontwikkelen zich steeds meer tot een bos met veel beuken en eiken, waardoor de bosanemoon hier helemaal thuishoort! De plant groeit vaak op lemige of humusrijke bodem, met ’s winters hoge grondwaterstanden. Eenmaal gevestigd kan de bosanemoon zich met klonen uitbreiden, wat in de Tjongerwâlen waarschijnlijk het geval is. Verspreiding middels zaadvorming en -verspreiding is zeldzaam.
De bosanemoon herkennen
In maart bloeit deze soort prachtig met gesteelde helderwitte bloemen (zie foto’s hierboven). De bloemen hebben vijf tot zeven bloemdekbladen die paarsrood van kleur kunnen zijn. De meeldraden hebben gele helmknoppen. De plant kan hele bodems bedekken, waardoor het soms net lijkt dat er nog sneeuw in het bos ligt. Je vindt de sierlijke bosanemoon ook als stinzenplant in parken, zoals het Wikelerbosk. In dat geval is de plant meer dan honderd jaar geleden aangeplant door adellijke families om mee te pronken op hun landgoed. De bosanemoon in het Wikelerbosk is een kweekvorm, waarbij de meeldraden vergroeid zijn tot bloembladen.
We vermoeden dat de bosanemoon zich in de Tjongerwâlen op natuurlijke wijze heeft gevestigd, aangezien deze soort oorspronkelijk ook voorkwam in de omgeving van Zuidoost-Fryslân. Veel van deze groeiplekken zijn door ontbossing en ontginning verdwenen. De spontane groeiplek in de Tjongerwâlen is dus uniek!