Op pad met Antje Postma
We komen straks veel vogels tegen, belooft Antje Postma terwijl ze het natuurgebied de Fjirtich Mêd bij Eernewoude in loopt. Als natuurgids, inventarisatiemedewerker en vogelaar kan ze het weten. Dit keer is ze op weidevogelexcursie in de Alde Feanen. Haar missie? “Dat mensen bewuster kijken en luisteren.”
Weidevogels spotten in de Alde Feanen
“Vogels spotten doe je op zicht, maar vooral op geluid.” Antje kruipt direct in haar rol als excursieleider. Het eerste stukje van de zes kilometer lange route bestaat uit moerasbos en petgaten, bevolkt door de koekoek, roerdomp, Canadese gans en verschillende soorten eenden. Geen weidevogels dus. Antje: “Nee, we zijn hier wel in de Alde Feanen, hè? Dan kan je die andere vogelrijkdom niet links laten liggen. Aan het begin van een excursie is dat vaak wel even aftasten: wat is het beginniveau van de groep? Zou ik erbij moeten vertellen dat dit geen weide-, maar moerasvogels zijn?”
Antje haar passie voor vogels werd aangewakkerd door haar man Hans. “Hans was een echte vogelaar. In 2007 begonnen we samen aan de cursus Broedvogel Monitoring Project (BMP) van Sovon. We vonden het geweldig!” Helaas overleed Hans onverwacht, veel te jong. Hoewel ze er eerst geen zin in had, voelde Antje dat ze moest doorgaan.
“Samen met mede-vrijwilliger Jan de Boer werd ik teller in de Jan Durkspolder. Negen keer per jaar inventariseerden we daar broedvogels, Jan leerde me de kneepjes van het vak.”
In de jaren daarna kwamen er verscheidene locaties bij waar ze vogels ging tellen en breidde ze haar hobby uit door lid te worden van de ledenraad van de Vogelbescherming. “De vogelwereld werd mijn wereld.” Ook volgde ze een gidsenopleiding bij IVN. Ondertussen leidt ze excursies op meerdere plekken in de Alde Feanen en op Park Jongemastate in Raerd. De combinatie van teller en excursieleider is goud waard, volgens Antje. “Het versterkt elkaar.”
Pleisterplaats
Op het bruggetje over de Fjirtichmêdsleat tuurt Antje het grasland over dat tegenover haar ligt. “Nu begint het echte weidevogel signaleren. Er wordt hier al geteld sinds 2005 en het aantal vogels zit echt in de lift.
Met dit vrijwilligerswerk komen voor Antje drie dingen die ze leuk vindt bij elkaar: “Natuur, wandelen en kennis delen. Dat vind ik prachtig.” Uit het niets vliegt een troep vogels de lucht in. “Indrukwekkend, hè? Dat doen ze niet voor niets. Zo’n territoriale reactie geven ze alleen als ze een rover op het oog hebben. Het mooie is dat hier echt veel weidevogels zitten. Samen hebben ze meer macht en power en kunnen ze rovers beter wegjagen.” Antje wijst op een paar wulpen. “Net als de tureluur en de grutto zijn dat nestvlieders. Dat betekent dat de jongen zodra ze uit het ei komen al aan de wandel gaan en zelf eten moeten vinden. Met hun zachte snavel boren ze in de grond om kleine kevertjes of wormen te vinden. Daarom is het belangrijk dat de grond hier nat is.”
Via het pad langs de Lange Sleat komen we aan op de Heawei. “Uit inventarisatiegegevens blijkt dat de wijze van beheren hier inherent is aan het aantal vogels. Vorig jaar telde It Fryske Gea 28 paartjes kieviten in het land aan de noordkant van deze dijk en 48 paar aan de zuidkant; de zuidkant is natter. Ik vraag cijfers altijd op, zodat ik dit soort dingen kan melden. Ik noteer ze in een boekje wat ik altijd bij me heb op excursies. Het staat vol met zulke weetjes.”
Zelf waarnemen
“Stop, wat hoor ik?” Het is al de derde keer dat Antje het zegt. “De leeuwerik. Een echte zanger, je hoort hem vaak eerder dan dat je hem ziet, daar heb je meestal een verrekijker voor nodig. De leeuwerik heeft geen verhoging, zoals een paaltje, nodig om zijn zang te laten horen. Iets wat bijvoorbeeld wel geldt voor de gele kwikstaart. Die zit vooral in de lente vaak op een hek, net zoals de graspieper. Daarom vertel ik ook altijd dat mensen hekken en paaltjes moeten afspeuren. Het mooiste is als deelnemers zelf vogels ontdekken. Daarom staan we vaak even stil; om te kijken en te luisteren. Zelf bewust waarnemen maakt enthousiast en blijft hangen.”