Veldonderzoek in district Súd

De flora van de Delleboersterheide en de Diakonievene zijn door vrijwilliger Herke Fokkema geïnventariseerd. De gebieden liggen op de zuidflank van de Tsjonger bij Oldeberkoop en Nijeberkoop en hebben samen een grootte van ongeveer 240 hectare. De gebieden vormen een afwisselend beekdallandschap met droge en natte heide, vennen met hoogveenontwikkeling, heischrale en rijkere graslanden, natte schraallanden en bossen. Deze afwisseling uit zich ook in de flora. De flora is in 2012 en 2013 ook geïnventariseerd, samen met de vegetatie. Dit was gedaan door medewerker H.J. Jager. De flora is toen in vlakken gekarteerd met abundantieschattingen. In 2019 is de flora met puntlocaties van de groeiplekken gekarteerd met de Floron-schaal. Ondanks de verschillende methodiek is het toch mogelijk een globale vergelijking te maken tussen beide inventarisaties.

“Soorten van heischrale graslanden lijken te profiteren van de droogte”

Er zijn soorten toegenomen, maar ook soorten afgenomen. Er zijn soorten verdwenen, maar ook soorten verschenen. Een aantal soorten is constant gebleven, hetzij in aantal groeiplekken, hetzij in omvang. Soorten die zijn toegenomen zijn bijvoorbeeld Sterzegge, Waterviolier, Vlottende bies, Stekelbrem, Dalkruid, Veelstengelige waterbies en Blauwe knoop. Soorten die zijn afgenomen zijn bijvoorbeeld Geelgroene zegge, Kleine zonnedauw, Veenpluis, Stijve ogentroost en Moeraswolfsklauw. Opvallend is dat vooral soorten van pioniermilieus afgenomen zijn. Dit heeft waarschijnlijk te maken met successie waarbij de groeiplekken dichtgroeien. Waarschijnlijk heeft de droogte ook invloed gehad op een aantal vochtminnende soorten. Verdwenen soorten zijn Dubbelloof en Gevlekte orchis. Gevlekte orchis stond destijds met enkele exemplaren op de “natuurontwikkeling” in de Diakonievene. Blijkbaar heeft de orchidee geprofiteerd van een bepaald successiestadium na het ontgronden in 1994. Dubbelloof stond met enkele exemplaren in de Diakonievene. De indruk van Herke was dat soorten van heischrale graslanden, zoals Stekelbrem, Klokjesgentiaan en Blauwe knoop geprofiteerd hebben van de droogte van 2018. Door de droogte zijn namelijk grote delen met Struikhei en grassen afgestorven. Hierdoor werd de concurrentie voor soorten van heischrale milieus waarschijnlijk minder en ontstonden meer open plekken voor kieming of voor vegetatieve bezetting.

Vlinders van de heide
De Vlinderstiching melde in een nieuwsbericht op 5 september dat 2019 een rampjaar was voor Heivlinder en Kommavlinder door de droogte, vooral in binnenlandse heidegebieden. Dit was voor ons reden navraag te doen bij de tellers in de heidegebieden van Zuidoost-Fryslân. Vrijwilliger Gerard Bergsma vertelde dit jaar en vorige jaren geen Kommavlinders te hebben gezien in de Schaopedobbe. Ook de Heivlinder heeft het dit jaar zeer slecht gedaan met slechts enkele exemplaren. Op de twee vaste monitoringsroutes voor dagvlinders op de Schaopedobbe zag Gerard maximaal vier exemplaren in 2019. In 2017 zag hij nog negen exemplaren en in 2016 vijfentwintig exemplaren. In 2018 zag Gerard echter helemaal geen Heivlinders op zijn routes.

Sinds 2019 hebben we een oude bekende vlinderteller op de Delleboersterheide verwelkomt. Sybrand Hamstra had zich namelijk in maart aangemeld als vrijwilliger voor het inventariseren van dagvlinders. In zijn afstudeeronderzoek in 2003 deed hij onderzoek naar de Bruine vuurvlinder en de Aardbeivlinder langs de Tjonger. Daarbij liep hij ook een monitoringsroute voor de Vlinderstichting op de Delleboersterheide. Deze route was in 2002 ook gelopen. In 2019 heeft hij de monitoring van deze route dus weer herstart. Tussentijds is de route in 2017 geteld door René Bult in opdracht van de Vlinderstichting als herhaling op het onderzoek van 2003.

Het is waardevol om de tellingen van 2002 en 2003 te vergelijken met die van 2017 en 2019. Mogelijk zijn grote veranderingen ontstaan in het voorkomen van typische heidevlinders. Het gebied van de Delleboersterheide en de Diakonievene is van oudsher bekend om het voorkomen van het Gentiaanblauwtje. Het Gentiaanblauwtje komt inmiddels nog maar op één plek voor in Fryslân. De vlinder houdt tot dusver nog stand in een klein snippertje natte heide bij Oldeberkoop, dus niet heel ver weg. In 2002 zag Sybrand nog vijf Gentiaanblauwtjes op zijn route. Deze is in de drie volgende teljaren niet meer gezien. Het jaar 2010 was het laatste jaar waarin het Gentiaanblauwtje is waargenomen op de Delleboersterheide.

De Bruine vuurvlinder, één van de twee soorten van het afstudeeronderzoek, is in 2019 met één exemplaar waargenomen, terwijl dit in 2005 vijf exemplaren waren. In 2003 en 2017 waren dit respectievelijk één exemplaar en twee exemplaren. Blijkbaar is het traject minder geschikt voor de vlinder en vliegt hij daar in lage dichtheden. De Bruine vuurvlinder is enerzijds een typische heidevlinder, maar anderzijds kan hij ook in kruidenrijke graslanden buiten de heidegebieden voorkomen. Toch komt de schaarse standvlinder in relatief hogere dichtheden voor in heidegebieden. De vlinder heeft de voorkeur voor  zonnige plekken op kruidenrijke overgangen van voedselrijke naar schrale milieus. Belangrijke waardplanten zijn Schapenzuring en Veldzuring. In vergelijking met de Kleine vuurvlinder komt de Bruine vuurvlinder in meer open en schralere vegetaties. Voldoende kruiden zijn echter wel een belangrijke voorwaarde.

In 2019 heeft Sybrand geen Heivlinders en Kommavlinders gezien. De Heivlinder is in alle vier teljaren niet gezien. De Kommavlinder is in 2017 voor het laatst gezien met één exemplaar. In 2002 zijn vijftien exemplaren gezien en in 2003 zeven exemplaren. Op basis van vier jaar kunnen we niet bepalen of de Kommavlinder achteruitgaat in het gebied. Maar het geeft wel een signaal dat we de komende jaren moeten letten op de populatie op de Delleboersterheide en in de Diakonievene. Net als bij de Bruine vuurvlinder is het de vraag of de route wel representatief is voor de Kommavlinder. Een verspreidingskaart van de Kommavlinder op basis van de insectenkartering in 2015 laat zien dat de Kommavlinder hoofdzakelijk op de heide vliegt met tientallen exemplaren. Andere typische heidevlinders die Sybrand langs de route gezien heeft, zijn het Groentje en het Heideblauwtje

Landgoed Huize Olterterp, zowel cultuur als natuur
Het hoofdkantoor van It Fryske Gea is omsloten door een historisch landgoed. Het zogeheten park Huize Olterterp is ontworpen in Engels landschapsstijl en vormt het groene decor van het hoofdkantoor. Uit een VTA-inspectie bleek dat de vitaliteit van de historische bomen slecht is.  Bovendien zijn ook andere historische groene waarden verdwenen, te weten de oude boomgaard, de moestuin, plantplaatsen en lanen en hagen. Daarentegen beschikt het park in de huidige situatie zeker over natuurwaarden. In 2019 zijn de broedvogels en de flora geïnventariseerd.

Medewerker Henk J. Jager heeft de flora gekarteerd. De flora van het park is gevarieerd met bosplanten, planten van heischrale graslanden, stinzenplanten en oude cultuurplanten. Aanwezige bosplanten zijn Koningsvaren, Dubbelloof, Gewone salomonszegel en Lelietje-van-dalen. Hierbij is het vaak onduidelijk of het om spontane vestiging gaat of verwildering na aanplant. In het gazon komen veel planten van heischrale graslanden voor, zoals Borstelgras (gevoelig), Dicht havikskruid, Liggend walstro, Muizenoor, Pilzegge, Struikhei, Tandjesgras en Trekrus. Heischraal grasland is ontstaan door decennialang gazonbeheer waarbij het maaisel is afgevoerd. De aanwezige stinzenplanten zijn deels nog van de tijd van de Van Boelens in de achttiende en negentiende eeuw en deels van recente ouderdom door aanplant door medewerkers van It Fryske Gea. Het gaat om soorten als Boerenkrokus, Bonte krokus en Vroege krokus, Gewoon sneeuwklokje, Vingerhelmbloem, Trompetnarcis en Wilde narcis. Voorbeelden van oude cultuurplanten zijn heesters als Witte spirea en Pontische rododendron, maar ook bomen als Hollandse linde, Japanse zilverspar, Moerascipres, Sitkaspar en Tulpenboom.

De broedvogels zijn gekarteerd door medewerkers Hendrik van der Wal en Mark Hilboezen. De broedvogelsamenstelling bestond met name uit soorten die thuishoren in een open parkbos met soorten als Boomklever, Bonte en Grauwe vliegenvanger, Groene en Grote bonte specht, Holenduif en hogere aantallen van algemenere soorten als Koolmees, Tjiftjaf en Zwartkop. In een groep oude bomen met veel gaten en spleten werden tien territoria van de Spreeuw vastgesteld. In de parkvijver kwam een paar Wilde eend succesvol tot broeden en in het naastgelegen weiland broedde een paar Ooievaren op de daarvoor bestemde nestpaal. Er werden twee Ooievaarskuikens grootgebracht. In de achtertuin werd een territorium van de Vuurgoudhaan vastgesteld in een bosje naaldbomen.

Traditionele zwaluwentelling bij particuliere zandwinput Lendevallei
Ten noorden van de Lendevallei grenzend aan de Gorterspoolder ten zuidwesten van Wolvega ligt een zandwinput. Pruntel & Zn BV exploiteert deze put al sinds 1970 en beheerder Lambert Pruntel is in 1976 begonnen met het klaarmaken van een zwaluwwand. Sindsdien is deze traditie jaarlijks voortgezet. Medewerker Tom Jager telt de zwaluwwand al sinds 1990.

Vrijwilliger Andries Dijkstra heeft op verzoek van Tom de zwaluwwand geïnventariseerd op broedende Oeverzwaluwen en het succes van de broedsels. De schattig is dat het afgelopen broedseizoen 330 paartjes succesvol een nest hebben gemaakt en zijn gaan broeden. Hiervan is vervolgens 14 tot 17 procent verloren gegaan als gevolg van predatie door Steenmarter en roofvogels, met name Sperwer. Andries schat dat drie à vier jongen per nestgat zijn uitgevlogen. Dit komt neer op ongeveer 1.000 jonge Oeverzwaluwen. De aantallen broedparen van de Oeverzwaluw wisselen de laatste jaren volgens Tom. In 2015 waren bijvoorbeeld maar 20 nestgaten bezet.

Ecologische Verbindingszone Easterskar functioneert voor broedvogels
In 2019 was de beheerevaluatie van het Easterskar en in 2018 was bijna het gehele gebied integraal geïnventariseerd op broedvogels door Sovon Vogelonderzoek in samenwerking met vrijwilligers Anne Jan van den Berg en Andries Dijkstra. In de winter van 2018-2019 is de realisering van de ecologische verbindingszone afgerond. De ecologische verbindingszone moet het Easterskar voorzien van boezemwater vanuit de Tjonger. Andries kwam met het idee om de broedvogels van de ecologische verbindingszone te inventariseren. Deze inventarisatie is eigenlijk een soort nulmeting. Het is namelijk waardevol om te weten welke broedvogels kans zien te gaan broeden in een veranderd gebied. Tevens is het een waardevolle aanvulling op de integrale kartering van 2018.

Het telplot van de ecologische verbindingszone is 57 hectare. Hierin zijn ook kleine elementen opgenomen die grenzen aan het gebied en los liggen ten opzichte van andere deelgebieden van het Easterskar. Het gaat om bestaande elementen met moeras en ruigte. De inventarisatie bestond uit negen telrondes. In totaal zijn van 32 verschillende vogels territoria vastgesteld. De broedvogelpopulatie varieerde van weidevogels als Wilde eend,  Tureluur en Graspieper tot struweelvogels als Boompieper, Grasmus en Kneu.

De meest opvallende waren die van de Grauwe gans, Scholekster, Kleine plevier,  Kokmeeuw en Visdief. Uit de territoriastippen bleken deze soorten direct te hebben geprofiteerd van de pionieromstandigheden. De andere soorten lijken meer gebruik te hebben gemaakt van bestaande structuren. De Grauwe gans vestigde zich vooral op de grens met het Helofytenfilter met acht territoria. Hier profiteren ze blijkbaar van de dekking in het Helofytenfilter, terwijl ze de wateren en grazige delen van de ecologische verbindingszone gebruiken om te foerageren.

De schaars deels begroeide, deels ook onbegroeide, grond vormden een geschikt biotoop voor een typische pionier vogel als de Kleine plevier. De Kleine plevier vestigde zich hier met vier territoria. Overige, rustende en foeragerende vogelsoorten die tijdens de telrondes gezien zijn, waren Bosruiter, Oeverloper, Regenwulp, Groenpootruiter en Witgat.

Broedvogels van het Lendebos
Vrijwilligsters Minke en Richtje van den Berg hadden met succes de BMP-cursus in 2018 afgerond. Het cursusgebied was toen het Lendebos. Dit leek beide dames ook een geschikt gebied om ervaring op te doen in het BMP-tellen. Daarom hebben zij onder begeleiding van vader Anne Jan het Lendebos geïnventariseerd op broedvogels.

Het Lendebos is een relatief klein bos van 40 hectare in het buitengebied van Oldeberkoop op de noordflank van de Lende. Het bestaat uit een groter stuk bos, twee perceeltjes cultuurgrasland en een kleiner stukje bos. Het grotere bos met de twee cultuurgraslandjes is opgenomen in het proefvlak van 36 ha. Het bos bestaat voor het grootste deel uit Beuken-eikenbos.

Nadat het bosje in 2012 is aangekocht door It Fryske Gea zijn in 2013 de broedvogels gekarteerd. Deze kartering was van het totale Lendebos waarbij de aantallen van de algemene soorten niet geteld zijn. In totaal zijn 36 broedvogelsoorten vastgesteld waarvan één soort op de Rode Lijst staat, te weten de Matkop. Tijdens de tellingen zijn Middelste bonte specht , Zwarte specht en Houtsnip waargenomen, maar onvoldoende voor een territorium. In 2018 is het bosje dus in kader van de BMP-cursus geïnventariseerd waarbij het leerdoel hoger was dan het meetdoel. Hoewel twaalf bezoeken zijn gedaan, zijn de resultaten mogelijk niet volledig. In totaal zijn 33 broedvogelsoorten vastgesteld.

In 2019 zijn 32 soorten vastgesteld. Door de drie jaren 2013, 2018 en 2019 kan een voorzichtige inschatting gemaakt worden van een ontwikkeling. Een soort die in zowel 2018 als in 2019 vastgesteld is, was de Rode Lijstsoort Koekoek met in beide jaren één territorium. Soorten die in zowel 2018 en 2019 niet zijn vastgesteld, waren de Witte kwikstaart, de Zwarte kraai en de Spreeuw. De Rode Lijstsoort Matkop handhaaft zich goed met respectievelijk drie en vier territoria in 2018 en 2019 tegenover drie in 2013.

Een soort die lijkt toe te nemen, is de Bonte vliegenvanger, namelijk van één territorium naar respectievelijk vijf en vier territoria. Deze toename valt in de lijn van de landelijke toename van de soort. Opvallend is de hogere score van Goudhaan in vergelijking met 2018, zeven territoria in 2019 tegenover één territorium in 2018.  Goudhaan heeft een zang met een hoge toon waardoor oudere tellers de vogel soms niet goed meer horen. Mogelijk was de soort lastig te horen tijdens de groepsdynamiek van de BMP-cursus.

Soorten die mogelijk afnemen, zijn Boompieper, van zes territoria naar respectievelijk twee territoria en één territorium, Fluiter, van vijf territoria naar één territorium in beide jaren, en de Geelgors, van zeven territoria naar respectievelijk twee en nul territoria. Het aantalsverloop van de Fluiter in bosgebieden kan heel grillig zijn. De afname van de Boompieper en de Geelgors zou mogelijk te maken kunnen hebben met het ouder worden van het bos en het verdwijnen van open plekken.

Benieuwd naar onze overige onderzoeksresultaten?

Wij hebben ook voor de districten West, Midden en Súd veldonderzoek verricht en de meest in het oog springende onderzoeken en resultaten op een rij gezet. Bekijk alle inventarisaties en karteringen van 2019.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies