Veldonderzoek in district Midden

In 2019 staat de beheerevaluatie van de Alde Feanen op de planning. We evalueren de doelstellingen van de beheervisie uit 2014 . Deze zijn destijds opgesteld in overleg met de provincie, Nationaal Park De Alde Feanen en Natura-2000. Eén van de kernopgaven vanuit Natura-2000 is het vertegenwoordigen van alle successie-stadia van laagveenverlanding in ruimte en tijd.

In 2016 zijn de broedvogels van de Alde Feanen en de andere gebieden van district Midden gekarteerd door bureau Altenburg & Wymenga Ecologisch Onderzoek in samenwerking met veel vrijwilligers. In totaal werden toen 31 BMP-telplots met een totale oppervlakte van 1.571 hectare gekarteerd door 20 verschillende vrijwilligers. De Burd werd in dat jaar niet gekarteerd vanwege herinrichtingsmaatregelen. In 2017 werden de laatste maatregelen in de Burd afgerond, waardoor de broedvogelkartering in 2018 alsnog kon plaatsvinden.

Broedvogels van open water tot oud broekbos in de Alde Feanen

De integrale kartering heeft vooral een analyse gemaakt van de soortgroepen en vogelsoorten in tijd en minder in ruimte. Daarom is, als voorbereiding voor de beheerevaluatie, een analyse gemaakt van de verschillende ecologische vogelsoortgroepen in ruimte, te weten de Slobeend-, Roerdomp-, Rietzanger-, Blauwborst- en Grasmus-groep en ‘vogels van oud (broek)bos’. In 2018 is in totaal 1.575 ha gekarteerd door vrijwilligers. De Burd (400 ha) is door Sovon Vogelonderzoek gekarteerd in samenwerking met vrijwilligers Gerrit Jellema en Ruurd Koopmans.

De Slobeend-groep bestaat vooral uit soorten die initiële verlanding indiceren. In deze moerassen komen soorten voor als Krabbenscheer en Stomp fonteinkruid. Tot de Slobeend-groep behoren vogels van kleinschalig, ondiep, voedselrijk open water met een rijke oever- en waterplantenvegetatie. De groep wordt vertegenwoordigd door soorten als Slobeend, Visdief en Zomertaling. De groep is vooral goed vertegenwoordigd in gebieden waar recent vermoerassing heeft plaatsgevonden met peilverhoging en flexibel peilbeheer. Een goed voorbeeldgebied met vertegenwoordigers uit de Slobeend-groep is het westelijke deel van It Eilân.

Het westelijk deel van It Eilân is in 2009 en 2010 heringericht waarbij het peil stapsgewijs wordt verhoogd tot net onder het boezempeil. In het gebied zijn ook rietplaggen uitgezet om de rietontwikkeling te stimuleren. Vooral de ontwikkeling van waterriet is heel belangrijk voor moeras- en rietvogels. Het gebied dient tevens als noodwaterberging. Sinds de herinrichting nemen soorten als Zomertaling, Grauwe gans, Zwarte stern en Roerdomp toe. Soorten die relatief veel voorkomen zijn Geoorde fuut, Kokmeeuw, Smient en Tafeleend. Weidevogels als Tureluur, Kievit, Scholekster in het resterende graslanddeel nemen sterk af en lijken te verdwijnen. De Grutto en de Wulp zijn inmiddels verdwenen.

Vogels van oud (broek)bos zijn vooral soorten die het eindstadium van verlanding indiceren. Dit eindstadium bestaat uit verlande petgaten waar oudere bomen van Zwarte els, Zachte berk en Grauwe wilg groeien op een kragge of een legakker. Vaak komen typische moerasplanten als Wateraardbei en Wilde gagel voor in de onderlaag. Vogels van oud broekbos komen vooral in structuurrijkere broekbossen voor. Dit zijn bossen met open plekken, dode bomen en een goed ontwikkelde bosrand. Deze bossen zijn vooral te vinden in gebieden waar al decennia lang matig voedselrijk broekbos voorkomt met een hoge grondwaterstand.  Een goed voorbeeldgebied met vertegenwoordigers van vogels van oud broekbos is het Wikelslân.

Het Wikelslân is heringericht in 2011 en 2012 waarbij het peil verhoogd is en nieuwe waterpartijen zijn aangelegd. De maatregelen zorgden voor een toename van moerasvogels als Kleine Kareket, Roerdomp, Snor en Waterral. Ook vogels van oud bos profiteerden van de vernatting. Soorten als Gekraagde roodstaart en Grote bonte specht zijn toegenomen. Waarschijnlijk heeft dit ook te maken met het sterven van bomen die niet aangepast zijn aan het hogere peil. De Matkop, ook een soort van vochtige bossen, neemt af. Wellicht hangt dit samen met de toename van Grote bonte spechten die de nesten prederen. Ook valt de afname samen met de landelijke trend van deze soort. Fitis en Grasmus, Rietzanger en Sprinkhaanzanger nemen ook af in het gebied. Mogelijk nemen deze soorten af door de omvorming van natte ruigte tot nattere vegetaties.

De Noarderburd (342 ha) is in 2018 gekarteerd door Sjouke Scholten van Sovon Vogelonderzoek. Tije Hûs (20 ha) en Súderburd (38 ha) zijn gekarteerd door Gerrit Jellema en Ruurd Koopmans. In 2015 is begonnen met de herinrichting van de Burd om de waterhuishouding te optimaliseren voor weidevogels. In 2017 was de herinrichting voltooid. De graslanden worden allemaal verpacht aan boeren die maaien en afvoeren. Beweiding wordt op enkele percelen toegepast met koeien, paarden en schapen. Op twee percelen wordt water opgezet voor plasdrasomstandigheden.

Uit de kartering blijkt dat op de Burd relatief hoge aantallen weidevogels voorkomen. Met name de weidezangvogels als Gele kwikstaart, Graspieper en Veldleeuwerik zijn goed vertegenwoordigd. Ook eenden als Krakeend, Kuifeend en Wilde eend zijn vrij talrijk. Kievit en Scholekster komen nog in redelijke dichtheden voor. Daarentegen komen Grutto en Tureluur echter in opvallend lage dichtheden voor. De hogere peilen na de herinrichting zijn af te meten aan de aanwezigheid van enkele broedgevallen van de Watersnip.

Kleine plevier kwam relatief veel voor in het gebied. De Kleine plevier nestelt graag op schaars begroeide grond die vooral onder pionieromstandigheden voorkomt. Deze omstandigheden zijn in de Burd ontstaan na de herinrichting. Naast de weidevogels broedde in het kleine deel moeras (9 ha) ook Roerdomp en Bruine kiekendief.

Dé orchidee van de Alde Feanen

Sinds 2009 komt de Veenmosorchis (ernstig bedreigd) nog op één locatie voor in de Alde Feanen. In de Alde Feanen is zijn door medewerkers Hendrik van der Wal en Mark Hilboezen en collega Jakob Hanenburg van Staatsbosbeheer voor het derde jaar de bloeiende exemplaren geteld van de orchidee. Het gaat om de laatste groeiplek van deze orchidee in de in heel Fryslân. Vroeger kwam de orchidee ook voor in het Bûtefjild, de Lendevallei en op Skylge. De orchidee leeft op zonnige veenmosbodems met een contante, hoge grondwaterstand waarbij sprake is van een overgang van zuurdere grondwater boven basischer grondwater. In 2016 zijn  de orchideeën waarschijnlijk niet gebiedsdekkend geteld, maar toen werden slechts 12 exemplaren gezien. In 2017 is gericht gezocht en werden 25 exemplaren geteld. In 2018 werden maar liefst 107 exemplaren geteld.

Wyldlannen, planten of vogels?

Van 2015 tot en met 2017 is een aantal percelen van de Wyldlannen bekalkt. Reden hiervoor was de achteruitgang van de blauwgrasland- en hooilandvegetaties met soorten als Blauwe zegge, Spaanse ruiter en Tormentil. Daarentegen namen ruigtesoorten toe. In 2018 zijn vegetatie-opnamen gemaakt van de proefpercelen. Ook zijn de groeiplekken met Spaanse ruiter vastgelegd en is het aantal bloeistengels geteld.

Uit deze inventarisaties bleek dat de verruiging onverminderd doorgaat. De bekalking heeft dus geen effect gehad. Uit metingen van de zuurgraad (pH) van de bodem in 2017 bleek echter dat de zuurgraad nauwelijks beïnvloed werd door de kalkgiften. Bovendien was de bodem van de percelen nergens te laag voor blauwgraslandsoorten.

Uit de tellingen van Spaanse ruiter van 2015 en 2018 bleek zowel het aantal groeiplekken  als het aantal bloeistengels enorm te zijn afgenomen. Uit de vegetatie-opnamen bleken soorten van ruigte als Grote wederik, Poelruit, Rietgras juist toe te nemen. Ook soorten van verslempte en verdichte bodems als Fioringras, Kleine leeuwentand en Veerdelig tandzaad namen toe. Dit zou kunnen liggen aan een te lange inundatieperiode, aan bodemverdichting door te zwaar beheermateriaal of een combinatie van beide. Een lichtpunt is de toename van de blauwgraslandsoort Knotszegge (gevoelig). Deze werd in 2009 waargenomen langs een sloot en heeft zich inmiddels uitgebreid over het hele aangrenzende perceel.

Hoewel de blauwgraslandsoorten achteruitgaan in de Wyldlannen, blijken overwinterende vogelsoorten juist toe te nemen. Dit blijkt uit slaapplaats-tellingen van vrijwilligers Gerrit Jellema en Ruurd Koopmans. Zo herbergt de Wyldlannen als slaapplaats de grootste populatie Grutto’s van Nederland met 4.350 vogels in de winter van 2017-2018. Ook andere soorten als Smient, Slobeend en Kemphaan maken in toenemende aantallen gebruik van het gebied. Tijdens de beheerevaluatie van de Alde Feanen wordt extra aandacht besteed aan het herstel van de blauwgraslandvegetaties en de functie van het gebied als slaapplaats voor overwinterende vogels.

Benieuwd naar onze overige onderzoeksresultaten?

Wij hebben ook voor de districten Noard, West en Súd veldonderzoek verricht en de meest in het oog springende onderzoeken en resultaten op een rij gezet. Bekijk alle inventarisaties en karteringen van 2018.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies