Veldonderzoek in district Noard

Het jaar 2018 stond bij district Noard vooral in het teken van Oost-Ameland, met karteringen naar broedvogels, flora en insecten. Dit is gedaan met vrijwilligers, eigen medewerkers en bureaus. Oost-Ameland bestaat uit de deelgebieden het Oerd, de Hôn en de Kooioerdstuifdijkduinen is Oost-Ameland circa 1.100 ha groot. Het landschap bestaat uit een afwisseling van droge duinen, duinvalleien, kwelders, strand en wad. Het gebied varieert daardoor in vochtigheid (nat tot droog) en begroeiing (open tot ruigte of struweel).

Veel kenmerkende broedvogels
De broedvogels zijn gekarteerd door medewerker Arjan Verbiest en Jelle Postma van Sovon Vogelonderzoek. Oost-Ameland bevat veel kenmerkende broedvogels voor het waddengebied. Op de lage kwelders komen bijvoorbeeld grote kolonies voor van Zilvermeeuw en Kleine mantelmeeuw. De Zilvermeeuw neemt af op Oost-Ameland. maar ook op andere Waddeneilanden. Dit heeft te maken met een slecht broedsucces en een lage overleving. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een verminderd voedselaanbod. De Kleine mantelmeeuw blijkt daarentegen stabiel. Sinds 2009 broedt op een vaste plek op de Hôn een paar Grote mantelmeeuw en zo ook in 2018. Het paar wist twee jongen groot te brengen.

Op de Hôn vestigde zich in 1994 twee paar Lepelaars. Sindsdien neemt de broedpopulatie jaarlijks toe met in 2018 maar liefst 174 territoria. De Lepelaars broeden de laatste jaren op de hogere kwelderdelen om te voorkomen dat de nesten overstromen.

” Oost-Ameland, de thuisbasis voor meeuwen, tapuiten en lepelaars “

Het gaat slecht met de Scholekster op Oost-Ameland, naast de landelijke negatieve trend. De meeste Scholeksters broeden langs de wadrand van de kwelder op de Hôn. Belangrijke oorzaak van de afname is voedseltekort. Mogelijk speelt bodemdaling ook een rol door een grotere overstromingskans. Een andere soort van de lage kwelders is de Eider. De Eider had in vergelijking met eerdere karteringen een goed broedjaar.

Op Oost-Ameland heeft de Tapuit (bedreigd) één van de laatste Nederlandse bolwerken. De Tapuiten broeden met name in de open duinen bij het Meindertspad en het Spijkerpad in de Kooioerdstuifdijkduinen.  Tapuiten broeden, net als Bergeend, vaak in konijnenholen. De reden van de toename is niet duidelijk. Blijkbaar zijn op Oost-Ameland voldoende open, zandige plekken om te foerageren. De aanwezigheid van het Konijn speelt hierin ook een belangrijke rol. Naast de Tapuit als vertegenwoordiger van de open duinen, was het aantal broedparen van de Wulp (kwetsbaar) stabiel.

Positieve trend door verruiging en verstruweling
Oost-Ameland heeft ook te maken van verruiging en verstruweling van bepaalde delen als gevolg van de toegenomen stikstofdepositie. Dit is ook waar te nemen in de broedvogelsoorten. Soorten van struweel en struweelbos als Grasmus, Blauwborst, Nachtegaal (kwestbaar), Roodborsttapuit, Heggenmus en Kneu (gevoelig) laten een sterke positieve trend zien.

Overige opvallende soorten die een positieve trend lieten zien, waren Nijlgans, Grauwe gans, Veldleeuwerik, Graspieper en Oeverzwaluw. Daarnaast waren opvallende soorten die juist een negatieve trend lieten zien, waren Bergeend, Buizerd, Havik, Velduil, Stormmeeuw, Visdief.

Groenknolorchis, Zilt torkruid en viooltjes

Op Oost-Ameland zijn de flora van de duinen, duinvalleien en kwelders in kaart gebracht door vrijwilliger Johan Krol van Natuurcentrum Ameland en medewerkers Henk J. Jager en Mark Hilboezen. Johan Krol monitort de decennia de flora in een onderzoeksgebied bij de gaswinlocatie om de effecten van bodemdaling te meten. Opvallende soorten waren de Armbloemige waterbies (bedreigd), de Dwergbloem (bedreigd), de Groenknolorchis (bedreigd), het IJle lamsoor (gevoelig), de Noordse rus (gevoelig), de Parnassia (kwetsbaar) en de Stijve moerasweegbree (bedreigd).

Groenknolorchis (Liparis loeselii) stelt kritische eisen aan haar milieu. De bodem moet voedselarm en basenrijk zijn. Dit laatste kan ook door toestroom van basisch grondwater. Naast duinvalleien kan de orchidee ook voorkomen in schraallanden en trilvenen. De orchidee handhaaft zich goed in de duinvalleien op het Oerd en lijkt zich zelfs in westelijke richting uit te breiden naar de Kooioerdstuifdijkduinen. Hier is in de winter van 2005 en 2006 geplagd, mogelijk heeft zich daar een geschikt biotoop ontwikkeld voor de Groenknolorchis.

Ook vormt deze duinvallei een geschikt biotoop voor andere typische soorten als Armbloemige waterbies, Parnassia, Knopbies (bedreigd), Moeraswespenorchis (kwetsbaar), Vleeskleurige orchis (kwetsbaar) en Rond Wintergroen (kwetsbaar). De pionier Dwergbloem is slechts op één plek waargenomen. De Noordse rus, die zich ook als pionier gedraagt, heeft zich met lange rhizomen ook uitgebreid in de duinvalleien. Deze zeldzame soort is beperkt tot de Waddeneilanden. In de geplagde duinvallei langs het schelpenpad groeide Stijve moerasweegbree massaal in een natte laagte.

Van de typische kwelderplanten is de westelijke uitbreiding van Zilt torkruid (bedreigd) opvallend. Er komen duizenden exemplaren voor. De Dodemansvingers, ook een soort uit het Torkruid-geslacht, houdt goed stand in de duinvalleien op het Oerd. Deze giftige soort komt uit het Middellandse Zeegebied en is ingeburgerd in Nederland. Een nieuw ontdekte kwelderplant is het IJle lamsoor. Deze soort lijkt sterk op en is nauw verwant aan het gewone Lamsoor.

De groeiplekken van Duinviooltje en Hondsviooltje (gevoelig) zijn ook in kaart gebracht. Beide soorten zijn belangrijke waardplanten voor de voorkomende parelmoervlinders. Dit zijn de Kleine parelmoervlinder en de Duinparelmoervlinder. Vroeger kwam ook de Grote parelmoervlinder voor. De insecten zijn gekarteerd door vrijwilliger Theo Kiewiet en medewerker Arjan Verbiest. Arjan telde daarnaast ook langs twee routes die jaarlijks voor de Vlinderstichting geteld worden. Het ging vooral om dagvlindersoorten die typisch zijn voor het duinlandschap en van een afwisselend landschap met schrale, open vegetaties.

Heivlinder, Duinparelmoervlinder en Brandplekmot

Van de dagvlinders waren het Bruin zandoogje en het Hooibeestje het meest algemeen. Ook het Zwartsprietdikkopje werd verspreid waargenomen, maar de hoogste dichtheden kwamen voor op de kwelders van het Oerd. Er werden slechts twee Argusvlinders gezien in het uiterste westen van de Kooioerdstuifdijkduinen. De Argusvlinder staat ook op Ameland onder druk. Theo zag de soort de laatste jaren spaarzaam tot niet.

Het hoge aantal Heivlinders (Hipparchia semele) in vergelijking met vorige jaren was verassend. De soort werd verspreid over het hele eiland waargenomen. De Kommavlinder (Hesperia comma) komt in veel lagere aantallen voor dan de Heivlinder en werd vooral op het Oerd waargenomen. De Duinparelmoervlinder (Fabriciana niobe) kwam vooral op het Oerd voor. Vaak werden meerdere exemplaren op één plek gezien. Enkele zwervers werden gezien in de Kooioerdstuifdijkduinen. De Kleine parelmoervlinder (Issoriana lathonia) laat een vergelijkbaar verspreidingspatroon zien. Toch werd deze mobiele vlinder meer verspreid waargenomen. Zowel de Duinparelmoervlinder als de Kleine parelmoervlinder doen het goed op Oost-Ameland.

Dit blijkt ook uit de dagvlinderroutes die in het verleden door Frits Oud en sinds 2017 door Arjan Verbiest worden gelopen. Route 181 wordt al sinds 1991 gelopen en route V1436 sinds 2006. Sinds de plagwerkzaamheden in 2005 en 2006 zijn vooral de aantallen van de Duinparelmoervlinder hoger geworden. Deze soort heeft waarschijnlijk geprofiteerd van de openheid die na de maatregelen is ontstaan. De open structuur heeft gezorgd voor een meer afwisselende vegetatiestructuur waar de typische duinvlinders van profiteren. Tevens kunnen de vlinders in een open vegetatie sneller opwarmen.

Een zeer zeldzame nachtvlinder die voorkomt op Oost-Ameland is de zeer zeldzame Brandplekmot (Heliothela wulfeniana). Deze vlinder komt op één plek voor op het Oerd bij de Vennoot, net buiten It Fryske Gea-gebied. Dit is de enige populatie op Ameland én in Nederland. Theo ontdekte de soort in 2016. Net als de parelmoervlinders heeft deze vlinder het Duinviooltje als waardplant. De vliegplek met Duinviooltje is vrij open en dynamisch door de hoeftrap van paarden. Een typische sprinkhaan van het duinlandschap en waar naar uitgekeken is, is de Blauwvleugelsprinkhaan (kwetsbaar). Theo Kiewiet vertelde dat hij vroeger ook de Blauwvleugelsprinkhaan heeft gezien, maar dat dit door gebrek aan bewijs niet vastgesteld kon worden. In 2018 is de sprinkhaan niet gezien, misschien door de droogte. Hopelijk wordt deze fraaie sprinkhaan in de toekomst nog (her)ontdekt.

Bureau FaunaX heeft de wilde bijen op het Oerd en de Hôn geïnventariseerd. Op Oost-Ameland kwamen 38 wilde bijen voor, waarvan zes soorten kritisch zijn. De kritische soorten zijn Wilgenhommel, Veenhommel (kwetsbaar), Moshommel (bedreigd), Grote kegelbij (ernstig bedreigd), Zilveren fluitje en Kustbehangersbij (bedreigd). De Grote kegelbij, het Zilveren fluitje en de Kustbehangersbij zijn tegenwoordig soorten die sterk gebonden zijn aan het duingebied.

De Grote kegelbij (Coelioxys conoidea) is waarschijnlijk de zeldzaamste van de drie. Deze bij parasiteert als zogenaamde koekoeksbij op behangersbijen of de Sachembijen. Tot in de jaren tachtig was deze soort nog een redelijk algemene bij in Nederland. Tegenwoordig komt deze bij alleen nog maar voor in de bloemrijke duingebieden waar de bij parasiteert op de Kustbehangersbij als gastheer. De bij komt vooral tussen duinstruweel voor. De belangrijkste oorzaak van de afname van de Grote kegelbij is nu waarschijnlijk de  afname van de Kustbehangersbij. De Kustbehangersbij is ook een zeer zeldzame bij van het duingebeid. De bij komt voor in open, warme droge en bloemrijke duingebieden en gebruikt stukjes blad voor de nestbouw. Verruiging is de belangrijkste oorzaak van de afname van de Kustbehangersbij.

Optimalisatie waterbeheer werpt vruchten af in de Eanjumer Kolken

In 2018 is ook stilgestaan bij de broedvogels van de Eanjumer Kolken. Sinds 2010 wordt hier een BMP-plot 2327 (105 ha) geteld door medewerker Joeke Paulusma. Vanaf 2012 zijn vele maatregelen getroffen om de waterhuishouding van het gebied te optimaliseren. In het gebied was ook veel achterstallig onderhoud te doen. Sloten zijn geschoond en de sloottaluds zijn aangepast, de greppels zijn gefreesd, nieuwe greppelbuizen zijn geplaatst en er zijn nieuwe toegangshekken geplaatst. Ook kan met behulp van een mobiele plasdraspomp op zonne-energie water op het perceel worden gepompt om het grasland langer drassig te houden.

De maatregelen zijn de laatste jaren zichtbaar in de broedvogeltrends. Ook is een verschuiving waarneembaar in het broedbiotoop. De Kievit en Tureluur lijken enorm te profiteren van de maatregelen, terwijl de territoria Grutto en de Scholekster nog nauwelijks toenemen. Eenden als Krakeend en Kuifeend, maar vooral Wilde eend, zijn wel toegenomen door de nattere omstandigheden.

Verder komen in het gebied Bergeenden, Slobeenden en Graspiepers voor. Sommige jaren wordt ook territorium van de Veldleeuwerik of de Watersnip vastgesteld. Wat opvalt aan de territoriakaarten is de grotere dichtheid aan de westkant van het gebied en de uitbreiding naar het oosten van het gebied. Van oudsher broedden de meeste vogels aan de westkant, maar blijkbaar is het gebied in zijn geheel verbeterd waardoor nu ook meer vogels de oostkant opzoeken.

De oostkant ligt van nature hoger. Er zijn ook plannen om ook in dit deel een hoger peil te hanteren. Deze ideeën zijn geschetst op een maatregelenkaart Zo zullen bijvoorbeeld inlaten worden geplaatst, dammen met duikers worden vervangen door pendammen en er zullen kades worden verhoogd. Vis krijgt straks ook de mogelijkheid om binnen de Eanjumer Kolken te migreren. In 2018 heeft Wetterskip Fryslân een vispassage gerealiseerd bij het gemaal tussen de Súd Ie en de Eanjumer Kolken. Om vis ook de mogelijkheid te geven om binnen de Eanjumer Kolken te migreren, zal ook een vispassage worden geplaatst tussen het westelijke en oostelijke peilvak.

Slachtedyk, een waar insectenlint

Bureau FaunaX heeft naast Oost-Ameland ook de wilde bijen van een aantal andere terreinen van district Noard geïnventariseerd, te weten de Eanjumer Kolken, het Ottema-Wiersmareservaat en de Slachtedyk. Van deze drie gebieden, sprong de Slachtedyk er opvallend positief uit.

De Slachtedyk blijkt als lintvormig element heel belangrijk te zijn voor insecten en vormt dus een belangrijke corridor in een verder open, bloemarm landbouwgebied. Op de dijk komt bijna langs het gehele traject Argusvlinder en Hooibeestje voor. Zeldzamer werden ook Icarusblauwtje, Oranje zandoogje (gevoelig) en Zwartsprietdikkopje waargenomen. In totaal zijn 26 bijensoorten vastgesteld op de Slachtedyk. Hiervan waren vier soorten kritisch, namelijk Weidebij (kwetsbaar), Grijze rimpelrug, Moshommel (bedreigd) en Grashommel (kwetsbaar). Ook de Moshommel en Grashommel komen bijna langs het gehele traject voor.

Benieuwd naar onze overige onderzoeksresultaten?

Wij hebben ook voor de districten West, Midden en Súd veldonderzoek verricht en de meest in het oog springende onderzoeken en resultaten op een rij gezet. Bekijk alle inventarisaties en karteringen van 2018.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies