Mooie krachtproef voor ambities It Fryske Gea
Alles waar It Fryske Gea voor staat, komt samen in It Kathûs bij Nes. De Friese stelpboerderij uit 1904 heeft een hoge monumentale en cultuurhistorische waarde. Erf en omliggend grasland herbergen sporen die terugvoeren tot aan de middeleeuwen.
Voor It Fryske Gea was de aankoop van de boerderij, inclusief 40 hectare weidevogelland, vorig jaar een ‘boppeslach’. Bestuurslid Dennis Mous is “absoluut heel blij” met de aanwinst. Hij meent dat It Fryske Gea een belangrijke rol heeft te spelen in het behoud van de ‘kathedralen’ van het platteland.
Mous vergelijkt de opgave waar Fryslân voor staat ten aanzien van leegstaande of verpauperde boerderijen met die van de monumentale kerken in dorpen en steden. “Volgens prognoses verliezen jaarlijks zo’n tachtig tot honderd boerderijen hun huidige functie. Behoud is voor het Friese landschap van wezenlijk belang. Het zijn goede plekken om te wonen.”
It Fryske Gea zet zich niet alleen in voor natuur en landschap, maar ook voor het ‘rode’ erfgoed. Juist omdat boerderijen, landerijen en landschap zo nauw verweven zijn. It Kathûs is, aldus Mous, een uitgelezen kans ervaring op te doen in het vinden van een passende herbestemming van boerderijen, zonder afbreuk te doen aan landschap en natuur. “Ik zie de herbestemming en het opknappen van It Kathûs als een mooie krachtproef voor de toekomstige invulling van onze ambities. Het is zonde hoeveel boerderijen in slechte staat verkeren.” Mous ziet kansen vrijkomende boerderijen te splitsen in meerdere woningen of te combineren met zorgconcepten, een recreatiefunctie of andere woonvormen. “Het is belangrijk hierbij goed samen te werken met provincie, Hûs en Hiem en betrokken lokale partijen.”
In kaart gebracht
In opdracht van It Fryske Gea is allereerst de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarde van de stelpboerderij, en bijbehorend grasland, door deskundigen in kaart gebracht. Zij komen tot de slotsom dat It Kathûs voor een goed begrip van Fryslân en haar landbouwverleden van groot belang is. De manier van boeren creëerde een omgeving waarin grutto, tureluur, scholekster en kievit goed gedijen. Die samenhang is bijzonder. De boerderij ligt wat achteraf aan de Sodumerdyk in het veenweidegebied ten noordoosten van Nes, in het stroomdal van de Boarn. Op een handvol elzen, knotwilgen en populieren na is het een boomloos weidelandschap. Het oude grasland rondom de stelpboerderij bleef grotendeels onaangeroerd, zo schrijft landschapsdeskundige Jeroen Wiersma in zijn onderzoeksrapportage.
Spataderen in het boerenland
In de zevende en achtste eeuw stond het gebied onder invloed van de Middelzee; de Boarn was destijds een getijdenrivier. De dunne laag klei die door de werking van het getij achterbleef in de kreken klonk later minder in dan het veen. De kreken liggen daardoor nu als ‘spataderen’ in het boerenland. Deze inversieruggen zijn volgens Wiersma in ‘zeer gave toestand’ bewaard gebleven. De pioniers trokken via de Boarn steeds dieper het hoogveenmoeras in om het woeste land te ontginnen. Om het metersdikke hoogveen te ontwateren, groeven ze ontwateringssloten die ervoor zorgden dat het veen versneld inklonk. Het gehucht en de polder waartoe de boerderij behoort heet Soarremoarre, dat ‘het zuidelijk moeras’ betekent.
Klooster had grote invloed
In de achtste eeuw effenden missionarissen het pad voor het christelijk geloof. Aldeboarn was in die tijd een belangrijke plaats. Er verrees al in de tiende eeuw een kerk. Mogelijk dat de hoogveenontginningen en de vette, vruchtbare klei langs de Boarn daarin een rol speelden. Zeker is dat de welvarende Duitse kloosterorde om die reden in Nes een klooster vestigde. It Kathûs was één van de kloosterboerderijen. Uiteindelijk bezat het klooster 600 hectare, verdeeld over drie dorpen en vierentwintig boerderijen. Na de reformatie kwamen alle bezittingen in handen van de Staten van Friesland. It Kathûs werd verkocht aan de adellijke familie Sminia.
Fijnmazig greppelpatroon
De boerderij staat op een laatmiddeleeuwse huisterp. De overige percelen bestonden uit ingepolderd weiland en hooiland. De waterbeheersing vormde de sleutel tot een goede productie. Door een ingenieus stelsel van greppels en dwarsgreppels liep overtollig regenwater weg naar de poldersloten die in verbinding stonden met het boezemwater.
Bij It Kathûs is dat fijnmazige greppelpatroon goed bewaard gebleven. Dat maakt het voor Fryslân tot een bijzondere plek. Niet alleen vanuit cultuurhistorisch oogpunt, maar ook qua natuur. De spataderen zorgen voor variatie tussen nat en droog en de greppels bieden schuilplaatsen voor de kuikens van weidevogels. De rode regenworm, hoofdmaal van weidevogels, gedijt veel beter in een landschap met greppels dan in een egale vlakte.
Historische stelpboerderij
Uit de bouwhistorische opname en waardestelling van adviesbureau BDM blijkt dat de vrijwel intact gebleven stelpboerderij uit 1904 veel monumentale waarde heeft. Tel daarbij op het ‘volstrekt gaaf bewaarde eeuwenoude cultuurlandschap’ en het cultuurhistorisch en landschappelijk belang van It Kathûs is zonneklaar. Ook de stookhut en het varkenshok zijn nog aanwezig.
De fraaie Friese stelpboerderij is kenmerkend voor historische boerderijen vanaf de achttiende tot in de vroege twintigste eeuw. BMD prijst de kwaliteit van het ontwerp ‘in een zorgvuldig vormgegeven traditioneel ambachtelijke stijl met sporadisch gebruik van neorenaissance elementen.’ Het woongedeelte bestaande uit een betegelde gang en lambrisering, een woonkamer met keuken en bedstedenwand, een opkamer en een pronkkamer met ornamenten, versierde stookplaats, decoratieve schilderingen en het authentieke spekhok op zolder is nagenoeg ongeschonden. Het rapport van BMD rept van ‘een zorgvuldig ontworpen geheel waarvan de onderdelen op elkaar afgestemd zijn.’
Authentieke constructie
Het bintwerk in de boerderij kent twee bouwfasen. De twee voorste binten dateren van de nieuwbouw in 1904 en zijn van Amerikaans grenen. De achterste drie binten zijn hergebruikt uit de in 1857 gebouwde voorganger. Zij zijn van Zweeds vurenhout, zo blijkt uit het onderzoek van Paul Borghaerts. De specialist in houtdatering trof geen materiaal aan uit een nog eerdere bouwfase of uit een langhuis. De binten van Amerikaans grenen zijn nog in uitstekende conditie, terwijl de achterste drie hebben geleden onder insectenvraat en schimmels. Dat komt vooral door de aanwezigheid van vee in de schuur. ‘De vochtige, warme dampen, die door vee ontstaan, zijn funest voor vurenhout’, schrijft hij. Het bintwerk getuigt ‘van traditioneel timmermanswerk’. Het is kenmerkend voor het type stelpboerderij waarbij de gebinten doorgaan in het woongedeelte.
Ingrijpende opknapbeurt
Aan de hand van de rapporten en aanbevelingen stelt It Fryske Gea een plan op voor de ingrijpende opknapbeurt van zowel de boerderij als de landerijen. Mous: “Met de onderzoeken die gedaan zijn kunnen we de juiste keuzes maken. We willen nu doorpakken.” De originaliteit van de boerderij is volgens hem bijzonder, zo blijkt ook uit de verschillende onderzoeken. De staat waarin het pand verkeert, laat helaas te wensen over. Er is in de laatste decennia weinig aan onderhoud gedaan en ook leegstand deed de stelpboerderij geen goed. Het erf is alvast opgeschoond, de stallen zonder monumentale waarde – waarin asbest was verwerkt – zijn gesloopt. Ook verwilderde, in de jaren zeventig aangeplante, struiken in de voortuin zijn verwijderd. Zo komen de leilindes bij de keuken beter tot hun recht. Enkele essen met essentakziekte zijn gekapt en de singel is gesnoeid zodat de bomen weer kunnen uitlopen.