Reptielen veilig door tunnels Easterskar

Samen met Ravon hebben wij dit jaar voor een korte tijd een camera bij de reptielentunnels in natuurgebied Easterskar geplaatst. We waren namelijk benieuwd of reptielen hiervan ook daadwerkelijk gebruik maken. De tunnels zijn in 2008 onder de Scharweg geplaatst, toen de gemeente de weg vernieuwde. En wat blijkt: de tunnels worden goed gebruikt! In deze video zie je een ringslang en adder voorbij komen, maar ook een wezel en een boommarter. Er hipt zelfs een koolmees door heen.

Er zijn ook nog beelden van egels, bruine ratten en bosmuizen gemaakt die de buizen gebruiken om veilig over te steken. Zo zie je maar weer dat dit soort simpele voorzieningen zeer nuttig zijn en vele verkeersslachtoffers voorkomen.

De camera’s zijn geplaatst door RAVON, kennisorganisatie voor reptielen, amfibieën en vissen (advies, onderzoek & bescherming). 

Waarom een tunnel voor reptielen in Easterskar?

De rust in het natuurgebied werd regelmatig verstoord door het verkeer dat over de Scharweg rijdt. Deze weg snijdt het natuurgebied Easterskar in tweeën en vormt zo een barrière voor bijvoorbeeld ringslangen en adders die het gebied willen doorkruisen. Dit was de reden waarom de Scharweg in 2008 door de Gemeente Skarsterlân opnieuw is ingericht. Op verzoek van It Fryske Gea werden daarbij ter hoogte van het kanaal ook twee reptielentunnels onder de weg door geplaatst, zodat ringslangen en adders (maar ook andere dieren zoals amfibieën en kleine zoogdieren) elkaar beter zouden kunnen opzoeken, zonder het risico te lopen om te worden platgereden.

Hoe werkt een reptielentunnel?

De locatie voor de aanleg van amfibieëntunnels is afhankelijk van de trekrichting van amfibieën en de ligging van de verschillende leefgebieden. Een geleidingswand moet daarbij zo opgesteld worden dat de natuurlijke trekrichting zo min mogelijk verstoord wordt. Waar mogelijk zullen amfibieën kiezen voor de kortste weg tussen de leefgebieden. Hier worden dan ook de voorzieningen aangelegd.

Eèn van de belangrijkste factoren voor het gebruik en daarmee het functioneren van een amfibieëntunnel, is de hoeveelheid lichtinval. Amfibieën zullen eerder gebruik maken van een tunnel, waar aan het uiteinde licht te zien is (Stolz & Podloucky, 1983), of waar door middel van extra voorzieningen, voldoende lichtinval gerealiseerd is. Tunnels waarbij het uiteinde niet zichtbaar is of waar geen lichtinval gerealiseerd is, worden over het algemeen gemeden.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies