Veldonderzoek in district Midden

De Alde Feanen is als waterrijk laagveengebied met petgaten en plassen een bolwerk voor veel libellensoorten. De wateren verkeren in verschillende stadia van verlanding met variatie in zuur- en voedingsgraad. In kader van Natura2000 is de Gevlekte witsnuitlibel zelfs aangewezen als zogenaamde ‘complementaire’ soort, een soort waarvan het voorkomen van groot belang is.

Foto: Gevlekte witsnuitlibel

Onderzoek en advies

In 2011 heeft bureau FaunaX in de Alde Feanen onderzoek gedaan naar de Gevlekte witsnuitlibel. Ze keken naar het voorkomen en de populatiegrootte. Tevens is advies gegeven over de verbetering van het leefgebied en de monitoring van de populatieontwikkeling. De monitoring is vormgegeven door het uitzetten van twee soortgerichte monitoringsroutes voor de Gevlekte witsnuitlibel. Daarnaast zijn er ook twee routes voor de Groene glazenameker.

Gericht monitoren

Vrijwilligers Jitske Wedman en Jan Tuinstra waren enthousiast om deze routes te lopen. Tijdens de vliegtijd van de soorten moeten zij minimaal drie bezoeken brengen, bij voorkeur vier of vijf. De Vlinderstichting geeft vlak voor de vliegtijd een prognose voor de telperiode. Jitske en Jan tellen inmiddels alweer negen jaar. Daarnaast heeft bureau Altenburg en Wymenga in 2017 in het gebied een integrale insectenkartering uitgevoerd in het kader van de ‘Subsidieregeling Natuur & Landschap’ (SNL). Deze kartering geeft een actueel beeld van de verspreiding van de bijzondere libellensoorten in het gebied. We nemen de Gevlekte witsnuitlibel en de Groene glazenmaker, maar ook van de andere libellenfauna van de Alde Feanen nu onder de loep.

De Gevlekte witsnuitlibel

Dit is de grootste en meest robuuste witsnuitlibel. Andere witsnuitlibellen zijn de Noordse, Ven-, Oostelijke en Sierlijke witsnuitlibel. De Noordse is de algemeenste en komt ook in de Alde Feanen voor. De Gevlekte witsnuitlibel komt voor in veengebieden bij rijk begroeide, heldere en ondiepe wateren met beschutting door opgaande begroeiing. De larven leven tussen waterplanten in de oeverzone. De libel is te herkennen aan de brede lichte vlekken op achterlijfssegmenten. Deze kunnen geel, rood of roodbruin zijn afhankelijk van geslacht een leeftijd. Oudere exemplaren zijn goed te herkennen aan de helder gele vlek op het zevende segment.

Populaties in de Alde Feanen
De Gevlekte witsnuitlibel werd in 2003 ontdekt in het Wikelslân. Jarenlang was dit de enige bekende vindplek. In een verspreidingsonderzoek in 2001 bleken nog twee deelpopulaties van de Gevlekte witsnuitlibel voor te komen in het centrale en zuidelijke deel van de Alde Feanen, namelijk in de Kop fan Wiegersma bij de Hoarnekrite en in het Japkelân bij Tusken Sleatten. Er werden toen verspreid bij diverse smalle petgaten en sloten tientallen territoriale mannetjes gezien. Tijdens het onderzoek in 2011 werd de soort ook weer in het Wikelslân gezien. Al in 2010 werden in de Fjirtich Mêd territoriale mannetjes ontdekt bij de zogenaamde Koningspet, een klein, smal petgat. In 2011 werd hier zelfs voor het eerst voortplanting bevestigd met de ontdekking van drie verse vrouwtjes en bijna driehonderd larvenhuidjes. Dit zijn de lege achtergebleven omhulsels waaruit de libellen zijn gekropen na de tweejarige cyclus als larve.

Monitoringsroutes

Route 1
De Gevlekte witsnuitlibel is een voorzomersoort met een vliegtijd van eind april tot eind juli. De soort is ‘kwetsbaar’ volgens de Rode Lijst. De monitoringsroutes voor de Gevlekte witsnuitlibel zijn uitgezet bij de Koningspet in de Fjirtich Mêd en de Hertshooisloot. De vegetatie van de Koningspet bestaat uit kranswieren, Groot blaasjeskruid en Kransvederkruid. De oevervegetatie heeft een goede structuur met onder andere diverse zeggen, Riet, Kleine lisdodde, Koningsvaren en Wateraardbei. De naam Koningspet komt van de rijke aanwezigheid van Koningsvaren. De route heeft een lengte van 100 meter. Tijdens het onderzoek is de overige libellenfauna bepaald met het zoeken naar larvenhuidjes. In 2011 werden Noordse witsnuitlibel, Glassnijder, Viervlek, Variabele waterjuffer en Smaragdlibel vastgesteld.

Route 2
De Hersthooisloot is een rijk begroeide sloot waarin het naamgevende Moerashertshooi massaal voorkomt. Verder komen Kleine lisdodde en Wateraardbei voor. De sloot bestaat uit een gevarieerde onderwater- en oevervegetatie. De route heeft een lengte van 800 meter. De overige libellenfauna bestaat uit Noordse witsnuitlibel, Glassnijder, Viervlek, Smaragdlibel, Vuurjuffer en Variabele waterjuffer.

“ Hoopgevende tellingen van de Gevlekte witsnuitlibel “

Aantal tellingen
Op 2012 na zijn de routes voor de Gevlekte witsnuitlibel jaarlijks drie tot vijf keer gelopen in de periode van 2011 tot en met 2019. Het jaar 2012 kunnen we dus buiten beschouwing laten. De aantallen van de Gevlekte witsnuitlibel bij de Koningspet en de Hertshooisloot laten dezelfde duidelijke piek- en daljaren zien. De piekjaren met in totaal meer dan 30 exemplaren waren 2011, 2014, 2016 en 2018. Het hoogste aantal werd geteld in 2018, namelijk 18 exemplaren bij de Koningspet en 86 bij de Hertshooisloot. Het laagste aantal werd in 2019 geteld met in totaal maar zes exemplaren. In de tellingen is nog geen duidelijke trend te ontdekken, maar de hoge aantallen van 2018 zijn hoopgevend voor de toekomst.

Nieuw ontdekte locaties
Tijdens de insectenkartering van 2017 zijn enkele nieuwe locaties ontdekt, onder andere in de Wolwarren, in het noordelijke deel van het Wikelslân én enkele petgaten aan de zuidkant van Fjirtich Mêd. In totaal zijn er 32 exemplaren geteld. Er zijn maar één tot vier bezoeken gebracht in alle terreinen van de Alde Feanen, dus de kans is groot dat geschikt ogende locaties onontdekt zijn gebleven, bijvoorbeeld de petgaten in Barfjild. Bureau Altenburg & Wymenga had de indruk dat de Gevlekte witsnuitlibel is afgenomen in het Wikelslân door voortschrijdende verlanding. Dit is echter niet uit de tellingen van Jan en Jitske af te leiden.

De Groene glazenmaker

Deze soort is in Nederland strikt gebonden aan dichte Krabbenscheervegetaties. Ook de Groene glazenmaker is ‘kwetsbaar’ volgens de Rode Lijst. De vrouwtjes zetten de eitjes af op Krabbenscheer in stilstaande wateren met een gevarieerde oevervegetatie. De larven leven goed beschermd tegen vissen tussen de bladen van Krabbenscheerplanten. De Groene glazenmaker is makkelijk te verwarren met de Blauwe glazenmaker en de Grote keizerlibel. Onderscheid is mogelijk op basis van een combinatie van karakteristieke kenmerken. Opvallend bij de Groene glazenmaker is de groene zijkant van het borststuk met zeer dunne zwarte naadstrepen. De bovenkant is bruin met twee brede groen schouderstrepen. De lichte delen van het achterlijf zijn bij het mannetje blauw en bij het vrouwtje groen. De vleugels hebben een gele tint.

Monitoringsroutes
De Groene glazenmaker is een typische nazomersoort met een vliegtijd van eind juni tot eind september. In Reid om ’e Krite zijn twee routes uitgezet voor de Groene glazenmaker. Route nummer 1 heeft een zeer wisselende bedekking met Krabbenscheer. De lengte van deze route is 225 meter. Nummer 2 heeft juist een dichte bedekking met bijna honderd procent. De lengte van deze route is 800 meter. De routes in Reid om’e Krite zijn in de periode van 2011 tot en met 2019 jaarlijks vier tot zes keer gelopen.

Route 1
Langs route 1 werd in 2011 het laagste aantal in de reeks geteld, met slechts drie exemplaren. In dat jaar bleek de bedekking van Krabbenscheer niet optimaal. In de jaren 2013 tot en met 2015 werden 23 exemplaren of meer geteld en daarmee lijkt de bedekking optimaler. Van 2016 tot en met 2019 zijn de aantallen lager tussen 10 en 17 exemplaren.

Route 2
De aantallen van route 2 laten meer fluctuaties zien. De piekjaren waren 2011, 2014 en 2017 met 74 exemplaren of meer. De tussenliggende jaren laten duidelijk lagere aantallen zien van 60 exemplaren of minder. Waarschijnlijk heeft in deze jaren slootonderhoud plaatsgevonden.

In 2017 zijn tijdens de insectenkartering 67 Groene glazenmaker geteld. Bureau Altenburg en Wymenga vermoedt dat de soort op veel bekende locaties is verdwenen. Ook deze bewering is niet uit de tellingen af te leiden en is daarnaast moeilijk vast te stellen door het ontbreken van historische verspreidingsgegevens.

Aantal tellingen
In de periode 2001 tot en met 2017 zijn in de Alde Feanen 34 libellensoorten geteld, inclusief zwervende soorten als de Geelvlekheidelibel en de Weidebeekjuffer. Tot 2017 waren de Gevlekte witsnuitlibel, de Groene glazenmaker en de Bruine korenbout de meest kwetsbare aandachtssoorten die karakteristiek zijn voor laagveengebieden. Algemenere aandachtssoorten zijn Glassnijder en Vroege glazenmaker. De Bruine korenbout was de zeldzaamste van de drie. In 2011 ontdekte vrijwilliger Jacob Bosma een vrij vers exemplaar van de Bruine korenbout in het Wikelslân. Dit duidde waarschijnlijk op voortplanting en betekende destijds een nieuwe soort voor de Alde Feanen. Bovendien staat de Bruine korenbout niet bekend als zwervende soort. De Bruine korenbout staat niet op de Rode Lijst, maar is vrij zeldzaam en weet zich moeilijk te vestigen in het noorden vanuit bijvoorbeeld Zuidoost-Fryslân of Noordwest-Overijssel.

Nieuw ontdekte soorten
Tijdens de insectenkartering van 2017 werd wederom één exemplaar van de Bruine korenbout waargenomen. Vrijwilliger Henk van den Berg zag toen een vrouwtje in Reid om ’e Krite. De meest opmerkelijke waarneming was die van een mannetje van de Sierlijke witsnuitlibel in een petgat in de Fiiftien Mêd in het westen van de Alde Feanen. Deze soort staat op de Rode Lijst als ‘verdwenen’ maar is sinds 2010 bezig met een opmars vanuit natuurgebieden Wieden en Weerribben in de Noordwest-Overrijssel. In datzelfde jaar zag medewerker Tom Jager drie uitsluipende exemplaren in de Lendevallei wat betekende dat de soort al langer aanwezig was. Vrijwilliger Freek Nijland spotte drie vliegende mannetjes in het Bûtefjild. De toekomst zal uitwijzen of zich in de Alde Feanen een permanente populatie gaat vestigen van de Sierlijke witsnuitlibel. Ook is het spannend of de populatie Bruine korenbout ooit gaat toenemen. Blijven tellen dus.

Benieuwd naar onze overige onderzoeksresultaten?

Wij hebben ook voor de districten West, Noard en Súd veldonderzoek verricht en de meest in het oog springende onderzoeken en resultaten op een rij gezet. Bekijk alle inventarisaties en karteringen.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies