Het landschap van de Lendevallei is mede ontstaan door de vervening van oude weide- en hooilanden in de 18e en 19e eeuw. De turf werd uitgegraven en op lange stroken land geplaatst, de legakkers. Door het uitgraven van het veen ontstonden daartussen langgerekte plassen, de petgaten. De rivier de Lende was de waterverbinding voor de afvoer van de uitgegraven turf. Destijds stroomde de rivier af op de Zuiderzee. Door de getijden ging het peil van de Lende op en neer. Dit was ongunstig voor de winning van de turf, daarom werden kleinschalige veenpolders aangelegd.
Via een afsluitbaar vaartje konden de schepen via de Van Helomasluis de turf vervoeren. De ondiepe schepen die er doorheen voeren waren zogenaamde bokken, een platte praam van ruim twaalf meter lang en twee en een halve meter breed. In totaal konden er 16.000 turven op geladen worden. Vanaf deze bokken werd de turf overgeladen op grotere turfschepen die de brandstof naar de stedelijke gebieden vervoerde.