Vaarexcursies door de Alde Feanen
Voor vaarexcursies door het de Alde Feanen beschikt It Fryske Gea over het op zonne-energie aangedreven schip ‘de Blaustirns’. Gebouwd volgens het catamaran principe met twee elektromotoren. De Alde Feanen kreeg in 2006 de status van Nationaal Park en is een uniek natuurgebied in het lage midden van Fryslân, met een oppervlakte van ongeveer 2.500 hectare. Het is de moeite waard om eens een bezoek te brengen aan Earnewâld en van daaruit het gebied te gaan verkennen.
De naam Alde Feanen duidt op een oude vervening, het gebied is nu een laagveenmoeras met vaarten, petgaten, veenmeren, riet- en graslanden, ruigten en moerasbos. Alle stadia van de verlanding – dit is de overgang van water naar moerasbos – zijn in de Alde Feanen te vinden. Momenteel zijn er rond de 450 (hogere) plantensoorten te vinden en broeden er een 100-tal soorten vogels. Verder is er een rijkdom aan vissen, amfibieën, insecten en kunnen we eveneens zoogdieren tegenkomen, zoals reeën, marterachtigen (waaronder de otter), vleermuizen en diverse muizensoorten.
Rietland
Een groot deel is begroeid met riet, zowel water-, oever- en landriet. Het waterriet met lisdodden en zeggesoorten vormt de rietkragen. Deze fungeren als paai- en schuilplaats voor vissen en is water zuiverend. De rietkragen zijn nadrukkelijk niet bedoeld om een bootje in aan te leggen, daarvoor heeft het ‘Recreatieschap Marrekrite’ op veel plekken vrije aanlegplaatsen gerealiseerd.
Grasland
Voor de vervening bestond het gebied grotendeels uit graslanden. In de Middeleeuwen werd dit alleen gebruikt als hooiland, wat ‘s winters onder water stond. Als gevolg van hooiwinning verschraalde de bodem en was er sprake van de zogenaamde blauwgraslanden en dotterhooiland.
Later werden deze graslanden bedijkt en werd er kunstmest gebruikt (nu weer verboden), met als gevolg dat blauwgrassen en dotters zeldzaam werden! Gelukkig zijn er nu weer plekken waar de velden blauwgrijs kleuren met karakteristieke planten als Spaanse ruiter en rietorchis. De dotterhooilanden zien we vooral in de zomerpolders en die staan in de wintermaanden grotendeels onder een laagje water. Karakteristieke planten zijn daar o.a. de dotter, ratelaar, koekoeksbloem en wederik. Na 1 juli kan er gemaaid en geweid worden.
In de winter zijn de dan ondergelopen graslanden een geliefde slaapplaats voor diverse eenden- en ganzensoorten. In het voor- en najaar foerageren daar graag steltlopers zoals watersnip, goudplevier, kievit, kemphaan, grutto en tureluur.
Ruigten
Als rietland niet of onregelmatig wordt gemaaid verschijnt er struweel en bos van o.a. elzen, wilgen, gagel, berk en kamperfoelie. Door golfslag wordt er modder en organisch materiaal afgezet in de rietkragen waar planten als wilgenroosje, koninginnenkruid en winde graag groeien. Deze planten zijn vervolgens weer aantrekkelijk voor allerlei vlindersoorten.
Moerasbos
Het eindstadium van de zogenaamde verlanding is het moerasbos met o.a. gagel, els, berk en wilg. Op de bodem treffen we vaak een gesloten laag veenmos aan. Bosbewoners zijn o.a. buizerd, havik, spechten, vinken, vliegenvangers en nachtegaal. De moerasbossen en bosjes in de Alde Feanen bieden eveneens plek aan broedende aalscholvers en blauwe reigers. Maar ook de steen-, boommarter en bunzing struinen daar graag rond, evenals de reeën.
Veenplassen
Alle waterpartijen zijn ontstaan na de grootschalige vervening (vanaf medio de 19de tot in het begin van de 20ste eeuw). De grote(re) veenplassen, zoals ‘de Grutte Krite’, worden in de wintermaanden gebruikt als rustplaats door soms duizenden overwinterende eenden, waaronder smienten. In het voorjaar bevind zich daar een grote kolonie kokmeeuwen met daartussen soms een enkele zwartkopmeeuw (2015).
We hopen in de tweede helft van 2021 weer vaarexcursies te kunnen organiseren. Zin om een keer mee te gaan? Houd dan onze activiteitenpagina goed in de gaten en … alvast van harte welkom aan boord van “de Blaustirns”.