De dobben herinneren ons aan een lang vervlogen tijd. We hebben het over de laatste ijstijd, die pingoruïnes in het Friese landschap achterliet. Pingo’s (ijsheuvels) ontstonden doordat opstuwend grondwater een uitweg zocht door zwakke plekken in de permanent bevroren ondergrond. Het bevriezende grondwater vormde een aangroeiende ijslens die de bovenliggende grond omhoog duwde, en zo ontstonden er heuvels met een ijskern. Na het smelten van het ijs bleef een rond meertje met een ringwal over. De Harmsdobbe bevat nog steeds water maar sommige pingo’s zijn ook dichtgegroeid of staan droog.
In het voedselarme water doen soorten als waterdrieblad, wateraardbei en veenpluis het goed. Bijzonder is de zeldzame slangenwortel. Ook is het een kraamkamer voor libellen, zoals de steenrode en bloedrode heidelibel.