Of het nu door toedoen van baron van Coehoorn was, of een van de latere bewoners, de stinzenflora speelt al honderden jaren een belangrijke rol in de lusthof. In het vroege voorjaar meldt zich als eerste het weelderig bloeiende daslook, later gevolgd door de vingerhelmbloem, de zeldzame gevulde anemoon en adderwortel. Met name in het deel achter de kerk vind je veel daslook, onmiskenbaar door de geur van uien als je in de buurt komt. Deze plant kan wel tot 40 centimeter hoog worden en heeft witte bloemen die in losse bolvormige clusters groeien.
De Friese naam “sipeltsjeblom” verwijst naar de sterke, kruidige geur, terwijl de wetenschappelijke naam “ursinum” afkomstig is van het bijgeloof dat beren zich na hun winterslaap als eerste tegoed deden aan deze plant. In het Duits staat het bekend als “Bärlauch”, wat ook verwijst naar beren. De Nederlandse naam “daslook” kan komen van dassen, die vaak onder deze planten hun hol hadden. Daslook gedijt goed in eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond, wat precies de omgeving is van het Wikelerbosk.