De aalscholver, bekend maar onbemind?
Al in de 17de eeuw waren er grote aalscholverkolonies in Nederland, maar in de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw werd de aalscholver sterk bejaagd. Dit vooral op aandringen van de beroepsvissers. Zij beschouwden de aalscholver als de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de palingstand. Een aanname waarvoor overigens ieder wetenschappelijk bewijs ontbrak. Hoe dan ook, de ‘waterraaf’ was en is eigenlijk nog steeds niet erg populair bij veel vissers.
Hoe het was
In 1955 gold er een quotum van maximaal 500 broedparen per kolonie, als deze in een beschermd natuurgebied lag. De aalscholver was toen relatief zeldzaam en rond 1960 kreeg deze viseter het helemaal moeilijk. Dit als gevolg van de ernstig verslechterde waterkwaliteit in die jaren én omdat het IJsselmeer verder werd ingepolderd. Hierdoor kwamen de visgronden steeds verder van de toen bestaande kolonies te liggen. De quota per kolonie werden overbodig, want in de 60-er jaren van de vorige eeuw waren er nog maar rond de 1.200 aalscholver broedparen in heel Nederland.
Ook in Fryslân was de aalscholver bijna uitgestorven en wilde men deze vogel weer een kans geven, er werden zelfs geleewiekte exemplaren uitgezet. In 1983 ontdekte een toezichthouder van It Fryske Gea dat er 12 broedparen zaten bij de ‘Princehof’ in de Alde Feanen. Dat was niet alleen bijzonder, maar ook een bewijs dat het verbeteren van de waterkwaliteit zin had! In de daarop volgende jaren nam het aantal broedparen daar explosief toe tot bijna 1.000! Er werd geroepen dat dit er té veel werden en er afschot plaats moest vinden. Gelukkig hield de beheerder (It Fryske Gea) het hoofd koel en de handen in de zakken. Zonder menselijk ingrijpen nam het aantal broedparen geleidelijk af tot ongeveer 200 broedparen in 2013-2014 en ook de daarop volgende jaren tot nu laten een vergelijkbaar aantal zien.
De natuur redt zichzelf
Tijdens de spectaculaire toename van het aantal broedparen in de Alde Feanen, legden de aalscholvers vijf eieren en werden er drie jongen volwassen. Daarmee was deze kolonie overigens één van de meest vruchtbare van ons land. Maar naarmate het aantal broedparen toenam, werden er minder eieren gelegd en werd er gemiddeld nog maar 0,9 kuiken volwassen. Een natuurlijke vorm van geboortebeperking in relatie en evenwicht met de hoeveelheid beschikbaar voedsel.
Een paar feiten
Een volwassen aalscholver heeft per dag ongeveer 400 gram vis nodig. In het voorjaar kan dit oplopen tot een kilogram per dag, als zij de zorg hebben voor een nest met een stuk of drie jongen. Een aalscholver produceert doorgaans één braakbaal per etmaal met onverteerbare resten. Als je die onderzoekt op de aanwezigheid van de zogenaamde “hoor steentjes”, die bij iedere vissoort anders van vorm en grootte zijn, kun je vaststellen welke vissoort op het menu stond. Dan blijkt dat, anders dan de naam aalscholver doet vermoeden, vooral te bestaan uit pos, grondel, jonge baars en voorn. En dus berust de Friese naam “Ielgoes” (paling gans) evenmin op een feitelijk gegeven.
De landelijke trend voor de aalscholver is licht dalend. Volgens SOVON broedden er in 2019 zo’n 20.000 broedparen in ons land. Je kunt ze in zowel rondom zoet als zout water tegenkomen, maar ze broeden graag in een moerasbos. Ze bouwen grote boomnesten, die vele jaren meekunnen. Vanaf het derde levensjaar zijn ze geslachtsrijp en broeden ze één keer per jaar. Alleen bij een mislukking volgt er soms een vervolglegsel. Meestal leggen ze in de maanden april tot juni 3 tot 4 eieren. Maar het is niet uitzonderlijk dat in een kolonie de eerste broedparen al eind januari hun eerste eieren leggen! De broedtijd varieert van 23 tot 30 dagen en de jongen verlaten na een week of zeven het nest.
Misschien is de aalscholver niet moeders mooiste watervogel, alhoewel, zijn ze echt zo lelijk?! Hoe dan ook, het is wel degelijk een interessante en absoluut in het de Alde Feanen thuishorende watervogel.