Kluten gedijen het beste in zoute milieus, zoals slikgebieden met eilandjes van kale grond, schelpen en kort gras, vaak gedeeld met andere kustvogels zoals plevieren en sterns. Ze zijn echter ook te vinden in zoete gebieden, dit zijn dan vrijwel altijd kleigebieden die voorheen zout waren. Hun dieet bestaat voornamelijk uit dierlijk voedsel dat ze uit het slik pikken met hun opgewipte snavel, met een voorkeur voor zeeduizendpoten, slijkgarnaaltjes en diverse insectenlarven.
Bij It Fryske Gea voelen ze zich thuis in Noard-Fryslân Bûtendyks. Hier vinden we een groot deel van de Nederlandse populatie terug. Maar ook gebieden als Eanjumerkolken, de Bjirmen, Warkumerbútenwaard en Bocht fan Molkwar zijn geliefd.
“In de nazomer verandert het wad langs de Westhoek en Noard-Fryslân Bûtendyks in een zwart-wit schouwspel van kluten en bergeenden. Deze massale aanwezigheid doet denken aan scènes uit Afrikaanse natuurfilms en is goed te observeren vanaf Zwarte Haan.”