Drentse heideschapen komen al sinds 4000 voor Christus voor. Het zelfredzame ras staat nog dicht bij de natuur. Door hun soberheid horen ze thuis in schrale, ruige heideterreinen. Bij It Fryske Gea spelen ze een belangrijke rol in het behoud van deze terreinen. Door hun vraatgedrag helpen ze bij het terugdringen van grassen en struiken, waardoor er ruimte ontstaat voor zeldzame planten, maar ook de heide meer ruimte krijgt om te groeien.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de Bakkefeansterdúnen en het Mandefjild. Daarnaast fungeren ze ook als natuurlijke zaadverspreiders. Met zaden in hun vacht en onder hun hoefjes brengen ze onbewust plantenzaden naar nieuwe gebieden, waar deze kunnen kiemen en gedijen. Bovendien maken we gebruik van de mest van deze schapen op onze natuurakkers vlakbij, waardoor we een duurzame kringloop creëren.
“De heide kan niet zonder de schapen. Schapen eten stikstofprofiteurs als pijpestrootje en bochtige smele. Als dat soort plantjes de overhand krijgt, krijgen juist heide en klokjesgentiaan het moeilijk. En daardoor hebben de tapuit, de nachtzwaluw, verschillende soorten vlinders, slangen en andere reptielen het ook steeds moeilijker.”