Veldonderzoek in district Súd

In district Súd zijn in 2017/2018 zowel de flora als de insecten van de Lendevallei vrijwel volledig gekarteerd door vrijwilligers. Een topprestatie die een schat aan informatie heeft opgeleverd.

De Lendevallei is een verveend beekdallaagveengebied met vele petgaten, broekbossen en hooi- en schraallanden. Het is dus een gevarieerd landschap wat ook blijkt uit de uiteenlopende soorten die we tijdens onze veldonderzoeken zijn tegengekomen. Hieronder staan de meest in het oog springende resultaten per district uitgewerkt.

” Lendevallei, een beekdal met een verbazingwekkende insecten- en plantenrijkdom. “

Voorkomende planten die zeldzaam zijn of op de Rode Lijst staan, waren bijvoorbeeld het Eenarig wollegras, de Grote pimpernel, de Kleinste egelskop (bedreigd), de Noordelijke waterlelie en de Spaanse ruiter (kwetsbaar). De flora is gekarteerd door Bartle de Leeuw, Harry Waltje en Herke Fokkema.

De Noordelijke waterlelie
Het massale voorkomen van de zeer zeldzame Noordelijke waterlelie (Nymphaea candida) in de Lendevallei is uniek voor Fryslân en Nederland. Het gaat waarschijnlijk om de grootste populatie van deze, recent onderscheiden, soort. De plant lijkt sterk op de bekende Witte waterlelie en werd daarom lang beschouwd als ondersoort. Maar volgens recent onderzoek, waar medewerker Henk J. Jager aan heeft meegeholpen, zijn beide soorten goed te onderscheiden in blad-, bloem- en stuifmeelkenmerken.

De Noordelijke waterlelie komt voor in kleine, meestal zwak stromend water met een niet al te dikke venige laag op een minerale ondergrond. Vaak is er ook sprake van toestroom van basisch grondwater (kwel). Het zwaartepunt van de verspreiding ligt aan de westkant van het Drents Plateau, waaronder dus ook Súd East-Fryslân.

Unieke insecten die de natuur rijker maken
De Lendevallei staat ook bekend om de rijkdom aan libellen. Ook het voorkomen van de dagvlinder Zilveren maan is uniek. Zeldzame dan wel bedreigde dagvlinders en libellen van de Lendevallei zijn het Geelsprietdikkopje (bedreigd), de Gevlekte glanslibel (bedreigd), de Grote weerschijnvlinder, de Kempense heidelibel (ernstig bedreigd), de Moerassprinkhaan, de Sierlijke witsnuitlibel (verdwenen!?) en de Zilveren maan (bedreigd).  De insecten zijn gekarteerd door  vrijwilligers Barbara Mather, Ep van Hijum, Gerard Bergsma, Gerard Tamminga en Johan Medenblik.

De ontdekking van de zeldzame en ernstig bedreigde Kempense heidelibel (Sympetrum depressiusculum) in de Lendevallei zou kunnen betekenen dat zich in de toekomst mogelijk een populatie gaat vormen. In 2017 werd een zwervend exemplaar van de Kempense heidelibel waargenomen door Ep van Hijum in de Helomapoolder.

Kempense heidelibel leeft vooral in open moerassen met een brede, structuurrijke oevervegetatie die vooral in de winter ondiep zijn en soms droogvallen. In Nederland zijn dit bijvoorbeeld gemaaide rietlanden. De ondiepe wateren warmen snel waardoor het voedselaanbod snel toeneemt. De libel kwam in Nederland van oorsprong alleen voor in de Kempen in Noord-Brabant. De libel had vooral over de grens in Vlaanderen een vrij grote populatie.

De laatste jaren neemt de libel sterk toe in Nederland. Mogelijk speelt klimaatverandering hierin een rol? In 2013 was in de Wieden-Weerribben een invasie van de Kempense heidelibel waaruit een populatie is ontstaan. Met deze naburige populatie was de stap naar de Lendevallei niet groot meer, ook in de toekomst niet.

Daarnaast zijn de wilde bijen van de Lendevallei door bureau FaunaX geïnventariseerd. In totaal zijn 26 soorten waargenomen. Hiervan waren drie soorten kritisch, te weten de Veenhommel (kwetsbaar), de Distelbehangersbij en de Geelschouderwespbij.

Met name de Veenhommel  werd op meerdere plekken waargenomen. Deze hommel komt vooral voor in veen- en natte heidegebieden. De hommel nestelt zowel onder- als bovengronds in vooral oude holen van muizen en vogels. In veengebieden zijn vooral Moerasspirea en Wateraardbei belangrijke nectarplanten.

Klein vogelparadijsje langs de Tsjonger

Er is een nieuwe teller voor het BMP-plot 5078 (33 ha) van de Meulereed bij Oldeberkoop.  Piet de Wit, voormalig Hoofd Beheer en/ -rentmeester bij It Fryske Gea, heeft het afgelopen jaar namelijk met succes de BMP-cursus gevolgd in Joure en wilde zich graag inzetten door broedvogels in de Meulereed te tellen. De Meulereed is een oud hakhoutbosje met graslanden en verlande petgaten bij de Tsjonger. Het gebied ligt bij Olderbekoop op de zuidflank van de Tsjonger. Het bosdeel blijkt in trek te zijn bij verschillende bosrandstruweelvogels, zoals Gekraagde roodstaart, Roodborsttapuit en Geelgors. In het graslanddeel komt een stabiele broedpopulatie van Graspieper voor met in 2018 elf territoria. In 2018 werd zelfs een territorium van de kritischere veldleeuwerik vastgesteld.

Waar zijn de bosmieren?

Op 18 juni onderzochten Bram Mabelis en Hein van Kleef in opdracht van Stichting EIS het Trinksboskje van de Ketlikerheide op de aanwezigheid van zowel de Kale en de Behaarde bosmier. Het doel was de verspreiding van mierensoorten te actualiseren, met name die van kritische soorten.

Hetzelfde gebied werd in 1983 en 1990 geïnventariseerd op de beide miersoorten. Toen werden respectievelijk 130 en 61 nesten geteld. Helaas werd in 2018 geen enkel nest gezien. Mogelijke oorzaken van de achteruitgang en de uiteindelijke verdwijning zijn verruiging met ruigte en struweel (onder andere exoten), bodemverzuring en een afgenomen voedselaanbod (insecten).

It Fryske Gea zal zich de komende jaren inzetten voor de beide miersoorten door te onderzoeken wat de feitelijke oorzaken zijn voor de verdwijning en hoe we de mieren weer terugkrijgen.

Uiteenlopende ontwikkelingen in het Easterskar

In kader van de toekomstige beheerevaluatie van het Easterskar zijn in 2018 de broedvogels, de flora, de vegetatie en de insecten gekarteerd. Het Easterskar is een onontgonnen laagveengebied van 520 hectare groot ten zuidwesten van It Hearrenfean.

Het gebied bestaat uit een afwisseling van open water, broekbossen, rietlanden en voedselrijke tot schrale graslanden. Het gebied ligt hoog in het landschap. Het omliggende ontgonnen, agrarische gebied ligt veel lager waardoor het lastig is om water vast te houden in het Easterskar. In 2018 is de ecologische verbindingszone met de Tsjonger gerealiseerd. Hierdoor is het mogelijk om actief water in te laten, waardoor we het gebied natter kunnen houden.

Vrijwilligers Ane Jan van den Berg en Andries Dijkstra tellen al enkele jaren respectievelijk Harm Muisjes Skar (31 ha) en Helofytenfilter (42 ha). Het overgrote deel van het Easterskar is door Klaas Jager van Sovon Vogelonderzoek gekarteerd. In 2001, 2007 en 2013 zijn de broedvogels van het Easterskar ook volledig gekarteerd waardoor een vergelijking gemaakt kon worden.

Broedvogels versus moerasvogels
Uit deze vergelijking blijkt dat vooral moerasvogels het slechter doen. Dit heeft grotendeels ook te maken met de landelijk droogte. Soorten als Krakeend, Waterral en Rietzanger doen het slechter dan voorgaande jaren.

Daarentegen bevindt zich in het Helofytenfilter al enkele jaren een groeiende kolonie Zwarte sterns (bedreigd) met in 2018 twaalf territoria. Ook de kolonie Aalscholvers blijft groeien met in 2018 47 territoria. De Snor (kwetsbaar) blijft stabiel wat aangeeft dat er voldoende oud, nat rietland beschikbaar is. De Purperreiger neemt toe. Dit komt waarschijnlijk door de groei van naburige populaties bijvoorbeeld in het Brandemar. Een ander lichtpuntje bij de moerasvogels was het territorium van de kwetsbare en schuwe Porseleinhoen (kwetsbaar). De moerasbosvogels in het Easterskar doen het relatief goed. Soorten als Nachtegaal (kwetsbaar), Gekraagde roodaart, Boomkruiper en Grote bonte specht nemen toe.

Soorten waarmee het landelijk ook slecht gaat, zoals Grote lijster (kwetsbaar) en Matkop (gevoelig), nemen af. De afname van Boompieper heeft waarschijnlijk te maken met het verruigen van korte, open graslandvegetaties waar de vogel graag foerageert. Vogels van ruigte en struweel laten een wisselend beeld zien. Een soort als Sprinkhaanzanger neemt af terwijl de Kneu (gevoelig) toeneemt.

Ook de flora en vegetatie van het Easterskar. Medewerker Henk J. Jager heeft, samen met collega Robertjan Huizing van het Drents Landschap,Opvallende soorten waren het Heidekartelblad (kwetsbaar), het Kleine zonnedauw, het Riviertandzaad, de Trilgraszegge en de Waterscheerling (kwetsbaar). Sinds de herinrichting van de Skarlannen, waarbij nieuwe petgaten zijn gegraven, is de Waterscheerling (kwetsbaar) sterk uitgebreid. Waterscheerling (Cicuta virosa) speelt een belangrijke rol in de verlanding en vormt zogenaamde drijftillen (drijvende eilandjes). De plant komt voor op zuurstofarme veenbodems met matig voedselrijk water.

Dagvlinder, libellen, sprinkhanen en wilde bijen
De dagvlinders, libellen, sprinkhanen en wilde bijen van het Easterskar zijn in kaart gebracht door bureau FaunaX. In 2015 heeft zijn de eerste drie genoemde insectengroepen ook gekarteerd waardoor dus een vergelijking mogelijk was.

Uit deze vergelijking blijkt dat zowel de dagvlinders, libellen als sprinkhanen in 2018 minder talrijk zijn als in 2015. Waarschijnlijk speelt ook hier de droogte van de zomer een grote rol. Opvallende dagvlindersoorten waren het Oranje zandoogje (gevoelig), de Grote weerschijnvlinder en de Argusvlinder. De laatste twee waren juist toegenomen. De Grote weerschijnvlinder (Apatura iris) neemt landelijk toe en 2018 was door het warme voorjaar een topjaar. De vlinder lijkt te profiteren van klimaatopwarming en het ouder worden van bossen, met name laagveenbossen met Grauwe wilg.

Opvallende libellensoorten waren Gevlekte witsnuitlibel (kwetsbaar), Bruine korenbout en Groene glazenmaker (kwetsbaar). De Groene glazenmaker (Aeshna viridis) is nieuw voor het Easterskar. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de uitbreiding van Krabbenscheer (gevoelig) in het gebied. Krabbenscheer (Stratiotes aloides) heeft waarschijnlijk, evenals Waterscheerling, geprofiteerd van de herinrichting in de Skarlannen.

Verder laten alle libellen een negatief beeld zien ten opzichte van 2015. De Noordse winterjuffer (bedreigd) is zelfs helemaal niet meer waargenomen. De Moerassprinkhaan is de enige meetsoort van de sprinkhanen en is in 2018 ook in lagere aantallen waargenomen. Van de wilde bijen zijn in totaal 14 soorten aangetroffen. Er zijn echter geen kritische soorten vastgesteld.

Benieuwd naar onze overige onderzoeksresultaten?

Wij hebben ook voor de districten Noard, Midden en West veldonderzoek verricht en de meest in het oog springende onderzoeken en resultaten op een rij gezet. Bekijk alle inventarisaties en karteringen van 2018.

Pictogram

Wil je de Friese natuur een handje helpen?

Doe een donatie
It Fryske Gea maakt gebruik van functionele en analytische cookies om jouw ervaring op onze website te verbeteren. Door akkoord te gaan met de tracking cookies kunnen wij jou gerichte berichten over de natuur en onze activiteiten op social media en via derde partijen tonen. Lees meer over cookies