Er zijn een aantal componenten die traditiegetrouw in een eendenkooi aanwezig horen te zijn. Ze dragen tezamen bij aan het goed functioneren van de kooi als vangmiddel. Eendenkooien vormen van oudsher dan ook een kundig uitgedacht geheel.
De kooiplas is meestal het centrale deel van de kooi, met aan de oevers van de plas zitwallen waarop de vogels kunnen rusten. Sommige kooien zijn grotendeels omwald met manshoge wallichamen, terwijl in andere kooien een rietscherm om de plas is gelegen. In verbinding met de kooiplas staaneen variabel aantal (watervoerende) vangpijpen. Door de aanwezigheid van meerdere pijpen kan vrijwel bij elke windrichting een geschikte vangpijp worden gekozen. De vangpijpen zijn meestal geflankeerd door rietschermen en leiden uiteindelijk naar een vanghokje aan het einde van de pijp. Het geheel wordt omgeven door een kooibos waarin ook hakhout wordt gewonnen. Door het kooibos en langs de vangpijpen zijn beschutte looproutes voor de kooiker aanwezig.
Tussen de vangpijpen zijn vroeger door de kooiker ook nog wel eens fruitbomen aangeplant. Daarnaast hebben kooikers als bijverdienste in het kooibos soms ook bloembollen gekweekt. De kooibossen herbergen met hun gunstige ecologische omstandigheden uitstekende habitats voor bijvoorbeeld allerlei paddenstoelensoorten.