Erfgoed- & landschapselementen

Eendenkooien

Eendenkooien zijn cultuurhistorische elementen die, zover bekend, vanaf de late middeleeuwen voor het eerst in het landschap verschenen. Ooit heeft het Friese landschap honderden kooien geteld. Vooral gedurende de 17e en 18e eeuw zijn vele exemplaren aangelegd. Tot aan het begin van de 20e eeuw zijn deze kooien uitsluitend in gebruik als vangmiddel. Tegenwoordig prijken nog 27 eendenkooien in het Friese landschap, waarvan 8 in bezit van It Fryske Gea.

Met hun kooibossen en bijzondere flora en fauna vormen de eendenkooien groene oases in vaak overwegend open weidelandschappen. De meeste kooien zijn ooit gesticht in relatief laaggelegen én ver van de bewoonde wereld verwijderde gebieden. In dunbevolkte en vaak waterrijke stukken van het cultuurlandschap strijken eenden en andere watervogels immers graag neer. De beslotenheid van het kooibos en de rust die vanouds rond de kooien heerst, passen bij het lichtelijk geheimzinnige karakter van deze cultuurhistorische parels.

tuneVerfijn
Sorteren
Voor wie
Waar
buismanskoai gytsjerk
  • block

Buismanskoai Gytsjerk

  • block

Kobbekoai Gytsjerk

buismanskoai piaam
  • block

Buismanskoai Piaam

Casteleinskoai lytse geast
  • block

Casteleinskoai Lytse Geast

mulderskoai lytse geast
  • block

Mulderskoai Lytse Geast

van asperenkoai lytse geast
  • block

Van Asperenkoai Suwâld

van asperen einekoai
  • block

Van Asperenkoai Eanjumerkolken

grutte wielen buismanskoai eendenkooi

Rondom de eendenkooi

Er zijn een aantal componenten die traditiegetrouw in een eendenkooi aanwezig horen te zijn. Ze dragen tezamen bij aan het goed functioneren van de kooi als vangmiddel. Eendenkooien vormen van oudsher dan ook een kundig uitgedacht geheel.

De kooiplas is meestal het centrale deel van de kooi, met aan de oevers van de plas zitwallen waarop de vogels kunnen rusten. Sommige kooien zijn grotendeels omwald met manshoge wallichamen, terwijl in andere kooien een rietscherm om de plas is gelegen. In verbinding met de kooiplas staaneen variabel aantal (watervoerende) vangpijpen. Door de aanwezigheid van meerdere pijpen kan vrijwel bij elke windrichting een geschikte vangpijp worden gekozen. De vangpijpen zijn meestal geflankeerd door rietschermen en leiden uiteindelijk naar een vanghokje aan het einde van de pijp. Het geheel wordt omgeven door een kooibos waarin ook hakhout wordt gewonnen. Door het kooibos en langs de vangpijpen zijn beschutte looproutes voor de kooiker aanwezig.

Tussen de vangpijpen zijn vroeger door de kooiker ook nog wel eens fruitbomen aangeplant. Daarnaast hebben kooikers als bijverdienste in het kooibos soms ook bloembollen gekweekt. De kooibossen herbergen met hun gunstige ecologische omstandigheden uitstekende habitats voor bijvoorbeeld allerlei paddenstoelensoorten.

Een kijkje binnen in de eendenkooi

Binnen een eendenkooi zijn van oudsher ook een tweetal bouwwerken aanwezig. In het makhok worden de eenden en kuikens tam gemaakt. Op deze plek raken de zogeheten staleenden gewend aan de aanwezigheid van de kooiker, bijvoorbeeld doordat hij of zij de vogels vrijwel dagelijks voert. In veel huidige kooien is overigens geen makhok meer aanwezig omdat het houden van makeenden een intensieve taak is en er niet in alle kooien meer wordt gevangen. Het andere bouwwerk dat een vast element van een eendenkooi vormt is het kooihuisje. Dit is van oudsher de de plek waar de kooiker zijn werkmaterialen en vogelvoer opslaat.

Een minder tastbaar maar eveneens onmisbaar onderdeel van een eendenkooi staat bekend onder de term afpalingsrecht (ook wel recht van afpaling genoemd), wat zoveel wil zeggen als dat in een bepaalde straal rond de kooi een zekere rust moet heersen. Dit wettelijke recht is voor de kooiker cruciaal om zo voor de vogels een goede rustplek te waarborgen. De omvang van de afpalingscirkel kan vaak worden afgelezen aan bordjes die op de grens van de cirkel zijn geplaatst. Daarnaast is er nog het zogeheten kooirecht. Dit oude recht bepaalt of een kooi mag worden aangelegd en gebruikt. Een voorwaarde om dit kooirecht te verkrijgen is dat in ieder geval één pijp in vangklare staat verkeert.

Buismanskoai Piaam eendenkooi
buismanskoai gytsjerk

Een vak apart

Eendenkooien en het bijbehorende kooikerberoep vormen bij uitstek ook een bijzonder stukje immaterieel erfgoed. Het vangen van wilde eenden, talingen, smienten en pijlstaarten rust namelijk op een bijzonder samenspel tussen de kooiker (al dan niet vergezeld door een kooikerhondje) en de tamme staleenden (makke stal). De rust en beschutting van de kooiplas vormen van oudsher een aanlokkelijke rustplaats voor allerlei watervogels. Naast de makke stal is er in vangende kooien ook nog zoiets als een wilde stal. De vogels uit deze stal vliegen regelmatig het veld in om op hun weg terug wilde eenden, smienten, talingen en pijlstaarten mee naar de kooi te lokken. Deze wilde stal komt eigenlijk zelden in de vangpijpen zelf.

Als er eenmaal voldoende wilde vogels op de kooiplas zijn gearriveerd kan de kooiker aan de slag. Om zijn of haar lichaamsgeur te maskeren neemt de kooiker wel eens een rokende turf mee de kooi in. De kooiker kiest afhankelijk van de windrichting een vangpijp uit. Vervolgens kan op verschillende manieren de aandacht van de wilde vogels worden getrokken, bijvoorbeeld door over het rietscherm voer in de vangpijp te smijten. De staleenden vliegen hierop af en nemen in hun kielzog ook de wilde eenden mee. Om de eenden verder de kooi in te lokken wordt steeds dieper in de pijp voer gestrooid.

Met de hond op pad

Een andere manier om vogels tot aan het vanghokje te lokken is door gebruik te maken van een kooikerhondje. Dit hondje is vaak zo goed afgericht dat deze in en rond de kooi niet blaft. Met zijn opvallende pluimstaart trekt het kooikerhondje de aandacht van vogels in de plas. De kooiker laat het hondje steeds verder de vangpijp in lopen (afwisselend voor en achter de schermen) om zo de eenden mee te lokken. Als de eenden bijna het vanghokje zijn genaderd verschijnt de kooiker vanachter de schermen en laat daarmee de wilde vogels zodanig schrikken dat deze instinctief richting het licht aan het einde van de vangpijp vliegen. Achter die lichtinval rondom de vanghokjes zit dan ook een duidelijk idee. Hier wordt het kooibos bewust wat opener gelaten. De opschrikkende eenden vliegen vervolgens tegen een net schuin voor het vanghokje (de spiegel). De eenden vallen daarna op de grond en strompelen het vanghokje in.